Verdeling overwaarde bij verkoop
Volgens de man heeft hij uit privévermogen veel meer bijgedragen aan de aanschaf en verbouwing van de woning dan de vrouw. Volgens de vrouw hebben ze afgesproken dat zij in geld minder zou bijdragen, maar haar baan zou opzeggen om fulltime voor de kinderen te zorgen.

De rechter overweegt dat partijen tijdens hun achtentwintigjarige samenleving geen gescheiden financiële huishouding hebben gevoerd. De middelen die ze uit hun privévermogens hebben aangewend ten behoeve van de woning en de gemeenschappelijke huishouding zijn door hen nooit in kaart gebracht, laat staan verrekend. Evenmin is het recht daartoe uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend door (een van) partijen voorbehouden. Kennelijk hebben partijen zich gedurende hun samenleving gedragen in overeenstemming met de tussen hen feitelijke ontstane taakverdeling, waarbij de vrouw op enig moment in overleg met de man haar baan had opgezegd en fulltime voor de kinderen is gaan zorgen en de man hoofdzakelijk het gezinsinkomen genereerde.

Volgens de rechter is sprake van een stilzwijgend tot stand gekomen overeenkomst tussen partijen, op grond waarvan de man geen aanspraak kan maken op vergoeding van de door hem gestelde investeringen uit zijn privévermogen in de woning. Dit betekent dat partijen, die een gelijk aandeel hebben in de woning, aanspraak maken op ieder de helft van de overwaarde bij verkoop en levering van de woning.

Medewerking aan verkoop
De woning staat sinds mei 2016 te koop. Sedertdien heeft de makelaar meer dan vijfenzeventig bezichtigingen begeleid. Ook zijn er biedingen op de woning uitgebracht, variërend van € 425.000,- tot € 535.000,-. Het is partijen niet gelukt om het eens te worden over de verkoop- en laatprijs van de woning. De makelaar heeft partijen verschillende keren dringend geadviseerd om de diverse biedingen op de woning te accepteren. De vrouw heeft dat advies steeds opgevolgd in tegenstelling tot de man. De makelaar heeft uiteindelijk de verkoopopdracht teruggegeven.

De rechter veroordeelt de man om mee te werken aan de verkoop van de woning, waaronder wordt verstaan het aanstellen van een makelaar en het verlenen van medewerking aan alle door de makelaar geadviseerde handelingen om de woning verkoopklaar te maken, waaronder het opgeruimd hebben en houden van de woning bij bezichtigingen, waarbij de woning te koop wordt gezet voor een vraagprijs van € 485.000,- en de laatprijs wordt bepaald op € 450.000,-, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat de man in gebreke blijft aan zijn verplichtingen te voldoen.

Bovendien, wanneer de man gedurende tien dagen geheel of ten dele in gebreke blijft, wordt de vrouw zelfstandig gemachtigd tot het te gelde maken van de woning in die zin dat de woning te koop wordt gezet voor een vraagprijs van € 485.000,- en verkocht mag worden voor een laatprijs van € 450.000,-.

Proceskosten
In zaken zoals deze is het gebruikelijk dat iedere partij de eigen kosten draagt. Gelet op zijn niet-constructieve opstelling, veroordeelt de rechter de man in deze zaak in de proceskosten van de vrouw, vastgesteld op € 5.944.

Let op: Bij verkoop van gezamenlijke eigendom zullen beide partijen akkoord moeten gaan met de geboden koopsom. Maar men kan niet, door geen enkel redelijk bod te accepteren, eenzijdig de verkoop tegen blijven houden.

Juridische vraag
Bij de rechter komt de vraag aan de orde of de cateringmanager per 1 november bij zijn oorspronkelijke werkgever werkt, of bij de nieuwe cateraar.

Wel toerekening aan overgedragen bedrijfsonderdeel
Volgens de oorspronkelijke werkgever is met ingang van 1 november 2019 sprake van een overgang van een onderdeel van de onderneming. De cateringmanager moet worden toegerekend aan dat onderdeel. Hij heeft immers altijd voor het bedrijfsrestaurant van de bank gewerkt en was ook op het moment van de overgang nog steeds aan dat cateringcontract toegewezen. Dat hij vanaf 23 augustus 2019 niet meer bij de bank heeft gewerkt (en vanaf 24 september 2019 ziek is) doet daaraan niet af, omdat van een formele overplaatsing nadrukkelijk geen sprake is geweest. Hij is niet geschorst of op non-actief gesteld en hij is evenmin van het bank-contract gehaald. Hij heeft in overleg met de bank slechts tijdelijk niet in het bedrijfsrestaurant gewerkt.

Geen toerekening aan overgedragen bedrijfsonderdeel
Volgens de nieuwe cateraar was de cateringmanager op het moment van de overdracht al enige tijd niet meer bij voor de bank werkzaam en zou hij daar ook niet meer terugkeren. Daarom moet hij niet aan het overgedragen bedrijfsonderdeel worden toegerekend.

Oordeel rechter
Volgens de rechter gaat het erom of er feitelijk nog enig uitzicht was op een terugkeer van de cateringmanager naar het bedrijfsrestaurant van de bank. En dat was niet het geval, de bank wilde hem niet meer. Dit betekent dat de cateringmanager bij de oorspronkelijke werkgever in dienst is gebleven. Die zal zijn re-integratie en herplaatsing moeten organiseren.

Tip: Bij overdracht van een onderneming of een onderdeel daarvan gaan werknemers die daaraan moeten worden toegerekend in principe mee. Als de band tussen de medewerker en het bedrijf(sonderdeel) door omstandigheden al definitief verbroken, is dat niet het geval.  

Bewust meegenomen zonder te betalen
Uit diverse verklaringen komt vast te staan dat de medewerker het tasje bewust heeft meegenomen, zonder dit te betalen. Ook staat vast dat hij zich ervan bewust was te handelen in strijd met het zero-tolerance beleid.

Zaak van zeer geringe waarde
Het gaat om een plastic tasje met een verkoopwaarde van € 0,03 dat niet als een product in de schappen ligt, maar een middel is om producten mee te vervoeren. Dergelijke tasjes kostten vroeger niets en tegenwoordig vaak slechts een laag bedrag, vanuit de gedachte dat plastic milieuvervuilend is en het gebruik daarvan beperkt moet worden. Het meenemen van een plastic tasje is weliswaar niet geoorloofd, maar om dit te bestempelen als diefstal/verduistering of wederrechtelijke toe-eigening dekt in deze zaak de lading ook niet goed. Tot een daadwerkelijke verrijking van de dader komt het namelijk niet omdat het tasje eigenlijk niks waard is, anders dan bij diefstal van een voorwerp uit de schappen van een winkel.

Positie medewerker
De medewerker functioneerde prima en deed zijn werk naar tevredenheid. Hij is 41 jaar en had zijn leven dankzij deze functie na een periode van werkloosheid weer op de rit. Nu heeft hij een huurachterstand en zit in de schuldsanering. Een andere baan vinden is door zijn leeftijd en corona lastig. Het ontslag heeft hem dus zwaar getroffen.

Oordeel rechter
Ontslag op staande voet gaat in dit geval te ver. Het gaat over een plastic tasje, een vrijwel waardeloos voorwerp, tegenover zeer vergaande gevolgen voor de medewerker. De werkgever had  het zero-tolerance beleid in dit specifieke geval met een andere sanctie kunnen toepassen.

De werkgever wordt veroordeeld tot het betalen van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding, een billijke vergoeding en de proceskosten, een totaalbedrag van ruim € 8.000.

Let op: Een helder strikt zero-tolerance beleid kan ontslag op staande voet onderbouwen. Maar ook daaraan zijn grenzen, zoals deze uitspraak duidelijk maakt.

Medewerker blijft weg bij mediation
De werkgever nodigt medewerker uit voor een gesprek met een mediator, maar de medewerker verschijnt niet en is niet telefonisch bereikbaar. Een nieuwe uitnodiging volgt, plus een mededeling dat de afwezigheid bij de eerste afspraak als ongeoorloofd verzuim wordt beschouwd en dat afwezigheid bij de tweede afspraak zal leiden tot opschorting van loon. De medewerker verschijnt weer niet en opschorting van loon volgt. Hij deelt een personeelsfunctionaris mee dat hij geen uitnodiging voor een gesprek heeft ontvangen, dat hij ziek is en dat contact daarom via de bedrijfsarts moet lopen.

Werkgever verzoekt ontbinding
De werkgever verzoekt de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder toekenning van een transitievergoeding en om veroordeling van de medewerker in de proceskosten.

Medewerker niet bij zitting
De medewerker verschijnt niet op de zitting bij de kantonrechter.

Oordeel rechter
Het getuigt van goed werkgeverschap dat de werkgever het gesprek heeft willen aangaan in het bijzijn van een mediator. De medewerker heeft dit mediationtraject gefrustreerd door, zonder zich af te melden, tot tweemaal toe niet te verschijnen. Zijn standpunt dat hij alleen contact wilde met de bedrijfsarts omdat hij ziek was, valt niet te volgen. Het was immers juist geadviseerd door de bedrijfsarts dat partijen in gesprek zouden gaan. De medewerker heeft zo geen gevolg gegeven aan  redelijke voorschriften van de werkgever. Dat is ernstig verwijtbaar.

De rechter wijst het verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden per direct toe. De medewerker heeft geen recht op een transitievergoeding en wordt bovendien veroordeeld in de proceskosten.

Let op: Ontbinding van een arbeidsovereenkomst tijdens ziekte is wel degelijk mogelijk. De werknemer mag zijn herstel niet frustreren. We sluiten echter niet uit dat bij deze uitspraak meespeelde dat de medewerker niet op de zitting is verschenen.

Waarvoor kunt u subsidie aanvragen?
U kunt voor de volgende activiteiten subsidie aanvragen:

  1. de doorlichting van de onderneming uitmondend in een opleidings- of ontwikkelplan gericht op het inzichtelijk maken van de scholingsbehoefte vanuit het perspectief van de onderneming;
  2. het verkrijgen van loopbaan- of ontwikkeladviezen ten behoeve van werkenden in de onderneming, of in geval van een samenwerkingsverband werkenden in andere mkb-ondernemingen;
  3. het ondersteunen en begeleiden bij het ontwikkelen of invoeren van een methode in de onderneming die werkenden in de onderneming stimuleert hun kennis, vaardigheden en beroepshouding verder te ontwikkelen tijdens het werk;
  4. het gedurende enige tijd bieden van praktijkleerplaatsen ten behoeve van een beroepsopleiding of een deel daarvan in de derde leerweg bij een erkend leerbedrijf. Als de subsidieaanvraag bestaat uit een enkele praktijkleerplaats ten behoeve van een beroepsopleiding in de derde leerweg, geldt de ondergrens van € 5.000 niet.

Termijnen
U kunt de subsidie aanvragen van 1 september 2020 09:00 uur tot 30 september 2020 17:00 uur. Voor de aanvraag dient u zich te registreren, dat kan vanaf half augustus 2020.

Volledige aanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst. Een beslissing op de aanvraag kan na inhoudelijke toetsing 18 weken op zich laten wachten.
 
Uw initiatief moet een looptijd hebben van maximaal twaalf maanden en starten uiterlijk drie maanden na toekenning van de subsidie.

Tip: Ontwikkeling van uw bedrijf vraagt wellicht nieuwe competenties van uw medewerkers. Deze subsidie helpt u bij de financiering van scholing en ontwikkeling. We zijn u graag van dienst bij de aanvraag.

Dwaling?
Volgens de directeur-grootaandeelhouder is de aanslag ten onrechte opgelegd omdat hij redelijkerwijs niet kan worden gehouden aan de vaststellingovereenkomst. Hij zou in dwaling hebben verkeerd over zijn eigen financiële mogelijkheden om de schuld af te lossen.

De rechter maakt hier korte metten mee. Als partijen in onzekerheid verkeren over de vraag of en in hoeverre bepaalde feiten of omstandigheden voor hun rechtsverhouding van betekenis zijn, en zij ter voorkoming van een geschil daarover een vaststellingsovereenkomst sluiten, kunnen ze zich ten aanzien van de vraag waarover zij in het onzekere verkeerden, achteraf niet op dwaling beroepen.

In dit geval was duidelijk dat de aandeelhouder in financiële moeilijkheden verkeerde, maar hij had zelf de verwachting dat lopende projecten op korte termijn voldoende inkomsten zouden opleveren om de schuld aan zijn BV af te lossen. Deze verwachting is helaas niet uitgekomen. Dat is iets anders dan dwaling over de uitgangssituatie.

Dwang door Belastingdienst?
Vervolgens stelt de directeur-grootaandeelhouder dat de overeenkomst onder dwang, vanwege zijn  financiële problemen, tot stand is gekomen. Ook hier gaat de rechter niet in mee. In de aanloop naar de vaststellingsovereenkomst heeft uitvoerige correspondentie plaatsgevonden tussen de Belastingdienst, de aandeelhouder en diens adviseur. De aandeelhouder heeft steeds voldoende tijd en ruimte gehad om de vaststellingsovereenkomst te beoordelen en zich daarover door zijn adviseur te laten voorlichten. De Belastingdienst heeft hierbij geen (ontoelaatbare) druk uitgeoefend.

Tip: Als u de schuld aan uw BV niet (meer) kunt aflossen, kan sprake zijn van een belaste winstuitdeling. Een discussie met de Belastingdienst over uw aflossingscapaciteit kan resulteren in een vaststellingsovereenkomst waarin een aflossingsschema wordt vastgelegd, maar ook de gevolgen als dat niet wordt nagekomen.

Redenen ontslag op staande voet
In de brief waarin het ontslag op staande voet wordt bevestigd, noemt de werkgever als dringende redenen dat de koerier werk heeft geweigerd, gedreigd heeft de auto tegen een boom te parkeren en onverantwoordelijk rijgedrag heeft vertoond.

Werkweigering
De koerier moest zakelijke vrachten met valse papieren tegen het veel lagere tarief voor particulieren door de tunnel naar Engeland brengen. Hij was een paar keer door de douane gecontroleerd. Daarom wilde hij het zo niet meer doen.

Dat de koerier weigert om tegen de geldende regels in gebruik te maken van de personentrein, kan volgens de rechter geen dringende reden opleveren voor een ontslag op staande voet. Zelfs al zou het niet in strijd zijn met de geldende regels, dan had de werkgever eerst een gesprek moeten aangaan, dat schriftelijk vastleggen en de koerier vervolgens eerst te waarschuwen, voordat een ontslag op staande voet kon worden gegeven.

Dreigement auto tegen boom te parkeren
De werknemer legt de rechter uit dat hij het gevaarlijk vond om na een vermoeiende werkdag van acht uur nog een rit naar Engeland te maken en dat het gevaar bestond dat hij vanwege die vermoeidheid tegen een boom zou rijden. De werkgever kan niet aannemelijk maken dat de koerier gedreigd heeft om opzettelijk met de auto tegen een boom te rijden.

Onverantwoord rijgedrag
De werkgever maakt het gestelde onverantwoorde rijgedrag in de brief en bij de rechter niet concreet. Volgens de werkgever heeft hij de koerier in 2018 en 2019 een waarschuwing gegeven voor onverantwoord rijgedrag. Dat betekent volgens de rechter dat van een onverwijld gegeven ontslag op staande voet om deze reden geen sprake kan zijn.

Veroordeling werkgever
De werkgever moet betalen:

  • billijke vergoeding
  • vergoeding wegens onregelmatige opzegging
  • transitievergoeding
  • loon plus wettelijke verhoging van 20%
  • niet opgenomen vakantiedagen
  • vakantiegeld
  • aanzegvergoeding wegens te late aanzegging einde tijdelijk contract
  • proceskosten
  • wettelijke rente tot aan de dag van de gehele betaling

In totaal komt dit, zonder de wettelijke rente, uit op een bedrag van ruim € 7.700.

Let op: Als de werkgever twee weken eerder had besloten het contract van de koerier niet te verlengen, en als hij dit tijdig schriftelijk had aangezegd, had hij € 4.600 bespaard. De koerier zou dan slechts recht hebben op het loon over februari, niet opgenomen vakantiedagen en vakantiegeld.

Bij de rechter
De medewerker erkent dat hij water uit een flesje van zijn werkgever heeft overgegoten in zijn eigen dopperfles.

De werkgever voert aan dat deze handeling in strijd is met het sinds jaar en dag door haar gevoerde en bij de medewerkers bekende strenge beleid inzake onrechtmatige toe-eigening en dat het vertrouwen in de medewerker hierdoor is weggevallen.

De werkgever geeft daadwerkelijk uitvoering aan dit beleid. Twee andere werknemers zijn al eerder op staande voet ontslagen wegens het nuttigen van cola respectievelijk appelsap.

Het beleid is op verschillende wijzen onder de aandacht van het personeel gebracht, onder meer door toezending van een brief aan het huisadres. Ook de regels inzake het gebruik van de persoonlijke dopperfles en watertappunten zijn voldoende aan de medewerkers kenbaar gemaakt.

De medewerker had het beleid moeten kennen en kende het ook. Dat blijkt uit verklaringen van getuigen die zagen dat hij het water nogal stiekem overgoot in zijn dopperfles, in plaats van het rechtstreeks uit het teruggekomen flesje te drinken. De omstandigheid dat de medewerker het overgegoten water niet daadwerkelijk heeft opgedronken, doet hier niet aan af.

Oordeel rechter
De kantonrechter is van oordeel dat er in het onderhavige geval sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. De medewerker krijgt geen transitievergoeding, geen billijke vergoeding en geen vergoeding voor onregelmatige opzegging. Hij wordt zelfs veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de werkgever.

Tip: Een duidelijk beleid tegen diefstal, hoe klein ook, kunt u als werkgever handhaven, inclusief de sanctie van ontslag op staande voet. Laat u goed adviseren over de randvoorwaarden.

Edelweisswetgeving
Met ingang van 2012 kan de Belastingdienst onbeperkt erfbelasting navorderen over buitenlands vermogen. De daarvoor bestaande termijn van twaalf jaar kon immers worden omzeild door pas na die twaalf jaar openheid van zaken te geven. De wet kent een zekere terugwerkende kracht die mogelijk in strijd is met Europese wetgeving. Daarop beroept de dochter zich in deze zaak.

Oordeel rechter
In dit geval is het buitenlandse vermogen van vader in 2000 bewust buiten de aangifte recht van successie gelaten. De dochter is namelijk enig erfgenaam, de buitenlandse bankrekening staat op haar naam en ze heeft een deel van het vermogen in de tussenliggende jaren consumptief besteed. Bovendien is ze pas veertien jaar na het overlijden ingekeerd. Daarom komt haar geen recht toe zich te beroepen op een mogelijk verbod op terugwerkende kracht.  

De wet is volgens de rechter met de nodige waarborgen omkleed. Zou de wetgever, in plaats van een onbeperkte navorderingstermijn, hebben gekozen voor een langere termijn dan twaalf jaar, dan valt niet uit te sluiten, dat ook dan wordt gekozen voor het ‘uitzweten’ van deze langere termijn.

Bovendien vindt de rechter in dit geval de navorderingstermijn, die neerkomt op iets meer dan 15,5 jaar, alleszins aanvaardbaar.

Tip: Het kan u gebeuren, u erft buitenlands vermogen dat de erflater nooit had aangegeven. Dat betekent nog niet dat u het zomaar buiten uw aangiften kunt laten. Bespreek de situatie tijdig met uw fiscaal adviseur.

Geen zelfstandigheid
Volgens de Belastingdienst is de huisarts geen ondernemer. De huisarts verricht naast haar werkzaamheden als huisarts voor de coöperatie, wel werkzaamheden voor derden, maar niet zelfstandig en voor eigen rekening. Uit de stukken blijkt namelijk dat de facturen voor een aantal instellingen zijn betaald op het rekeningnummer van de coöperatie, waarvan het bankrekeningnummer ook op de facturen staat.

Geen ondernemersrisico
De huisarts heeft geen ondernemersrisico gelopen. Ze werkt binnen het kader van de coöperatie, een rechtspersoon die zelfstandig aan het rechtsverkeer deelneemt en op eigen naam en voor eigen rekening en risico optreedt. Dat laatste volgt ook uit de letters U.A. (uitsluiting van aansprakelijkheid) aan het slot van haar handelsnaam.

De omstandigheid dat belanghebbende als huisarts wettelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor haar werkzaamheden, maakt niet dat de onderneming feitelijk door belanghebbende is gedreven in plaats van door de coöperatie. Ook de omstandigheid dat de omzet van de coöperatie wordt gegenereerd door de werkzaamheden die belanghebbende verricht, maakt niet dat de onderneming voor rekening en risico van belanghebbende wordt gedreven in plaats van door de coöperatie. De huisartsenpraktijk wordt dus voor rekening en risico van de coöperatie gedreven.

Schijnconstructie?
De huisarts is van mening dat door de coöperatie heen gekeken moet worden, omdat zij alle economische risico’s loopt. De oprichting van de coöperatie is een schijnconstructie geweest en feitelijk drijft zij de onderneming van de coöperatie.

Oordeel rechter
De rechter stelt de Belastingdienst in het gelijk.

Tip: Het lijkt erop dat iemand voor de huisarts en haar dochter een niet helemaal doordachte fiscale constructie heeft opgezet. Laat u deskundig adviseren over de rechtsvorm van uw onderneming.