Hoofdelijk aansprakelijk
De rechter stelt voorop dat ieder van de bestuurders van een lichaam hoofdelijk aansprakelijk is voor de loonbelasting verschuldigd door dat lichaam. Dus ook de voorzitter.

Melding betalingsonmacht
Het lichaam moet onverwijld nadat gebleken is dat het de loonbelasting niet kan betalen, daarvan mededeling doen aan de ontvanger. Er is in dit geval geen melding betalingsonmacht gedaan. Dan is een bestuurder aansprakelijk, tenzij hij aannemelijk maakt dat het niet aan hem is te wijten dat het lichaam niet heeft gemeld.

Voorzitter blijft te passief
De voorzitter voert aan dat hij aan de directeur van de stichting meermalen inzage heeft gevraagd in de gang van zaken rond de Stichting waaronder de financiële administratie, maar dat hij steeds werd gerustgesteld met de mededeling dat alles goed ging. Na signalen dat het toch niet goed ging, heeft de voorzitter geadviseerd een manager en een accountant in dienst te nemen. Dat heeft de directeur niet gedaan.

Volgens de rechter betekent het aanvaarden van de functie van bestuurder van een Stichting dat men moet handelen als redelijk handelend bestuurder. En daarvan was hier geen sprake.

De voorzitter wist niet wie de financiële zaken van de Stichting regelde. Ook wist hij niet wie de boekhouding deed. Evenmin wist hij hoeveel personeel er in dienst was en wie werd aangenomen of ontslagen. Tijdens zijn voorzitterschap is hij nooit op het kantoor van de Stichting geweest. Hij zat  vaak in het buitenland en nam genoegen met globale mondelinge informatie van de directeur, zelfs nadat duidelijk werd dat deze informatie onjuist was. De voorzitter heeft zorg geuit en adviezen gegeven, maar zijn bevoegdheden niet gebruikt om deze veranderingen te stimuleren of om de directeur te dwingen hem correct te informeren. De voorzitter heeft vanaf het begin de keuze gemaakt zich als bestuurder nagenoeg volledig afzijdig te houden.

Dit betekent dat de voorzitter zich niet kan verschuilen achter de directeur, met hem gemaakte afspraken en diens eventuele kwade bedoelingen. De afzijdige houding van de voorzitter heeft eventuele kwade intenties van de directeur juist mogelijk gemaakt.

Daarom is de voorzitter terecht aansprakelijk gesteld voor de loonbelasting.

Andere bestuurders niet aansprakelijk gesteld
De voorzitter voert nog aan dat het onevenredig en willekeurig is, dat alleen hij en niet andere bestuurders aansprakelijk zijn gesteld. Maar volgens de Belastingdienst zijn de andere bestuurders niet aansprakelijk gesteld omdat zij geen verhaal leken te kunnen bieden. De rechter gaat hierin mee. Wel heeft de voorzitter de Belastingdienst getipt dat een van de bestuurders vermogen in het buitenland zou hebben. Hier wordt onderzoek naar gedaan. Als blijkt dat ook die bestuurder verhaal biedt, zal hij zeker aansprakelijk worden gesteld.

Let op: Bestuurder worden van een stichting kan een vriendendienst zijn, of een persoonlijke bijdrage aan een ideëel doel van de stichting. Op basis van de wet bent u echter medeverantwoordelijk en riskeert u persoonlijke aansprakelijkheid.

De rechter komt eraan te pas. Die stelt vast dat de gehele woning in 2016 voor mevrouw een eigen woning vormt. Ook stelt de rechter vast dat mevrouw haar ex-partner begin 2017 heeft uitgekocht, waarbij de ex-partner door de hypotheekverstrekker is ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.

Twee schulden
De hypotheekschuld staat sinds begin 2017 geheel op naam van mevrouw en is opgebouwd uit twee delen: (1) de schuld die reeds aan haar toekwam, de helft van de bestaande hypotheekschuld en (2) het deel van de schuld dat ziet op het uitkopen van de ex-partner. Het deel van de schuld genoemd onder (1) is aflossingsvrij, het deel genoemd onder (2) betreft een annuïtaire aflossingsvorm waarbij de schuld in dertig jaar geheel wordt afgelost.

Aflossingseis
Maar, de rechtszaak gaat over de aangifte 2016. Sinds begin 2013 staat in de wet de zogenaamde aflossingseis. Hypotheekrente is alleen aftrekbaar als in de leningsvoorwaarden een verplichte aflossing, tenminste annuïtair over maximaal 360 maanden, is overeengekomen. Deze eis geldt niet voor schulden die op 1 januari 2013 al bestaan.

De hypotheek is in 1997 afgesloten en geheel aflossingsvrij. Deze gaat mevrouw voor de helft aan. Voor deze helft is, omdat de schuld voor 1 januari 2013 al bestond, de rente-aftrek niet in discussie.

Nieuw aflossingsvrij deel
Maar mevrouw heeft na 1 januari 2013 een nieuwe schuld op zich genomen, het aandeel van haar man in de oorspronkelijke schuld. Deze schuld voldoet in 2016 (nog) niet aan de aflossingseis. De formaliteiten rond het wijzigen van de hypotheek (het overzetten van de gehele hypotheek op naam van mevrouw, het ontslaan van de ex-partner uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid en het wijzigen van het voorheen aan de ex-partner toekomende deel van de hypotheekschuld van de aflossingsvrije vorm in een in 360 maanden annuïtair af te lossen hypotheek) hebben immers pas in januari 2017 plaatsgevonden. Daarom heeft mevrouw in 2016 slechts recht op aftrek van 50% van de hypotheekrente.

Tip: De fiscale regels rond echtscheiding zijn zeer gecompliceerd, zeker als er een eigen woning met hypotheekschuld in het spel is. Tijdig advies is raadzaam. We helpen u graag.

Als u deze geldsom aan de werknemer vergoedt of voor de werknemer betaalt, dan is deze vergoeding of betaling vanaf 2020 altijd loon van de werknemer. U kunt de vergoeding of betaling dus niet als eindheffingsloon aanwijzen.

Deze maatregel geldt voor strafbeschikkingen uitgevaardigd na 1 januari 2020 en dwangsommen die zijn verbeurd na 1 januari 2020.

Let op: Boetes en dwangsommen die de werkgever voor de werknemer betaalt of vergoedt, vallen  in de loonheffingen bij de werknemer zelf. Ze kunnen niet meer als lager belast eindheffingsloon worden aangewezen.

Omdat ze 5% van de aandelen heeft en voor de BV werkt, valt ze onder de gebruikelijk loonregeling. Dat geldt ook als haar werkzaamheden minimaal zijn. De rechter is het hiermee eens.

Het loon van mevrouw wordt op basis van de wet gesteld op ten minste het hoogste van de volgende drie bedragen, (1) 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, (2) het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn van de BV of daarmee verbonden lichamen, (3) € 44.000 euro. Dit laatste bedrag is in 2020 overigens € 46.000. Omdat de vrouw pas op 18 mei van het jaar begon bij de BV, wordt genoemde € 44.000 euro gecorrigeerd naar een bedrag naar rato: € 27.500.

Aangezien de Belastingdienst met het bijgetelde gebruikelijk loon van € 27.500 beneden de wettelijke grens van € 44.000 is gebleven, is het aan mevrouw om aannemelijk te maken dat een lager loon in dit geval gebruikelijk is. Daarin slaagt ze niet. Haar stelling dat sprake is van een beginnende vennootschap is daartoe onvoldoende. Er is geen sprake van een BV die structureel verlies lijdt en evenmin van werknemers die in eenzelfde positie als mevrouw verkeren maar een lager loon genieten.

Tip: Als er argumenten zijn om een lagere beloning vast te stellen dan het wettelijk fictief loon van € 46.000 (2020), kan het verstandig zijn deze tevoren met de Belastingdienst af te stemmen. Daarbij zijn we u graag van dienst.

Standpunt vrouw
De salarisbetalingen stoppen omdat de betalende BV is opgeheven, zo wordt de vrouw in een brief medegedeeld. Zij stelt zich op het standpunt dat de arbeidsverhouding na haar afscheid voortduurde, dat de activiteiten van de opgeheven BV door een andere BV van haar ex-man zijn voortgezet en dat die BV haar salaris moet blijven betalen.

Wat was de afspraak?
Volgens de kantonrechter heeft de vrouw haar werkzaamheden echter welbewust en in onderling overleg beëindigd. In het kader van de voorgenomen echtscheiding hebben man en vrouw voorlopig afgesproken dat de BV nog twaalf maanden het salaris zou doorbetalen. Haar man was enig aandeelhouder van de BV die het salaris doorbetaalde, hij maakte de afspraken met haar, dus kende ook de BV deze afspraken. In de periode tussen het afscheid en de laatste salarisbetaling heeft de vrouw geen werkzaamheden voor de BV verricht.

Verdient de vrouw arbeidsrechtelijke bescherming?
Voor het standpunt van de vrouw, dat slechts sprake was van vrijstelling van de verplichting arbeid te verrichten met behoud van loon totdat de echtscheiding zou zijn geregeld, ziet de kantonrechter geen aanwijzingen. Gelet op de beëindiging van de werkzaamheden zijn twee wezenlijke kenmerken van een arbeidsverhouding verdwenen, namelijk een gezagsverhouding en de verplichting tot het verrichten van arbeid. De loonbetaling had kennelijk de strekking in het kader van de echtscheiding voorlopig te voorzien in het levensonderhoud van de vrouw. Daarmee heeft de loondoorbetaling het karakter gekregen van (voorlopige) alimentatie. Gelet op de gelijkwaardigheid van partijen in dit verband staat de arbeidsrechtelijke bescherming van de vrouw hieraan niet in de weg.

Let op: Man en vrouw spreken af dat de vrouw bij de BV van de man uit dienst treedt, maar dat haar salaris wordt doorbetaald als voorlopige voorziening in levensonderhoud vanwege hun aanstaande echtscheiding. Het is aan de rechter om te bepalen of de vrouw bij het stoppen van deze bepalingen arbeidsrechtelijke bescherming verdient. Omdat de man en de BV de bedoeling van de tijdelijke doorbetaling met bewijs kunnen onderbouwen, is dat niet het geval.

De inspecteur is van mening dat zich ten tijde van het aangaan van het huwelijk door de inwerkingtreding van de huwelijkse voorwaarden een voltooide vermogensverschuiving heeft voorgedaan.

De rechter stelt de Belastingdienst in het ongelijk. Hij leidt uit de huwelijkse voorwaarden af dat het saldo op de gezamenlijke rekening , dat naar zijn aard in hoogte zal fluctueren, tot de beperkte gemeenschap is gaan behoren. Volgens de rechter was het niet de bedoeling van de echtelieden om een bedrag van tien miljoen euro tot de beperkte gemeenschap te laten behoren. In de huwelijkse voorwaarden is immers geen bedrag vermeld.

Voor de vraag of sprake was van een schenking, is doorslaggevend of een voltooide vermogensverschuiving heeft plaatsgevonden ter grootte van de helft van het saldo van de en/of-rekening. Daarover zegt de rechter dat de beperkte gemeenschap tijdens het huwelijk (afgezien van wijziging van de huwelijkse voorwaarden) niet kan eindigen. Daarom is, zolang de beperkte gemeenschap bestaat, niet bekend wat de echtelieden aan het einde van de gemeenschap kunnen verdelen. De omvang van de beperkte gemeenschap kan immers aan het einde van de gemeenschap zijn toe- of afgenomen, bijvoorbeeld door goede dan wel slechte beleggingen. Dus kan ten tijde van het aangaan van het huwelijk geen sprake zijn van een voltooide vermogensverschuiving.

Tip: De beperkte huwelijksgemeenschap vormt een interessant instrument voor vermogensplanning.

Wettelijke regeling
De rechter legt in zijn uitspraak de wettelijk regeling uit.

Als iemand niet uit zichzelf zijn schulden betaalt, dan regelt de wet manieren om die betaling af te dwingen. Eén van die manieren is loonbeslag. De schuldeiser legt dan beslag op het loon dat iemand van zijn werkgever moet krijgen. Daardoor wordt de werkgever dus betrokken bij de schulden van de werknemer: hij moet de schuldeiser betalen uit het loon dat de werknemer tegoed heeft. Dat begint met informatie geven. De werkgever moet binnen vier weken na de beslaglegging ‘verklaring doen’ aan de schuldeiser. Daarbij moet hij opgeven wat hij aan zijn werknemer schuldig is (het loon), maar ook bijvoorbeeld of er meer beslagen gelegd zijn en door wie. Als de werkgever die informatie niet geeft, kan hij zelf veroordeeld worden om de schuld van zijn werknemer te betalen.

Toepassing in dit geval
De deurwaarder die voor de schuldeiser optrad heeft het bedrijf gevraagd om die informatie. Maar het bedrijf heeft die niet gegeven, omdat de Belastingdienst al eerder beslag gelegd had op het loon. Volgens het bedrijf kan er dan niet nog eens beslag gelegd worden.

Dat klopt niet. Het is wel zo dat de werkgever het geld maar eenmaal hoeft af te dragen. Maar vervolgens moeten de verschillende schuldeisers dat onderling verdelen. Als er een tweede beslag gelegd wordt, moet de werkgever juist daarom opgeven wie er al eerder beslag gelegd hebben.

Het bedrijf heeft de informatie dus ten onrechte niet gegeven. Daarom moet het bedrijf zelf de hele schuld van de werknemer betalen, waarvoor het beslag gelegd is. Bovendien moet het bedrijf de proceskosten betalen.

Tip: Vul de derdenverklaring in het kader van een loonbeslag bij een van uw werknemers tijdig en correct in. Doet u dat niet, dan draait u op voor de hele schuld van uw werknemer. Daarna kunt u zelf proberen het betaalde bedrag op uw werknemer te verhalen.  

Fiscaal ondernemerschap
Het antwoord op de vraag of sprake is van een onderneming in fiscale zin, is afhankelijk van een weging van verschillende factoren. Het gaat daarbij onder meer om de duurzaamheid en de omvang van de verrichte werkzaamheden, de beschikbare tijd, de winstverwachting, het ondernemersrisico, de omvang van de bruto-inkomsten, de omvang van de investeringen, het aantal opdrachtgevers en de bekendheid die naar buiten aan de werkzaamheden wordt gegeven.

Uber bepaalt
De man heeft met zijn auto voor verschillende personen ritten verricht, die hij allemaal via Uber heeft gekregen. De man bepaalt zelf alleen wanneer en hoeveel uren hij beschikbaar is om ritten uit te voeren en welke ritten hij vervolgens accepteert. Uber bepaalt de ritprijs. Uber regelt de betalingen, maar ook een groot aantal andere zaken rondom het personenvervoer. In feite bepaalt Uber onder welke voorwaarden iemand als chauffeur mag werken. Zo diende de man aan Uber een verklaring omtrent gedrag te overleggen, een bepaalde leeftijd te hebben, te verschijnen op het kantoor van Uber om een examen te doen en een overeenkomst te tekenen. Ook werd bekeken of de auto waarmee hij de ritten zou maken, voldeed aan de standaard van Uber. Daarnaast was de man verplicht een commissie te betalen aan Uber om gebruik te kunnen maken van haar diensten, zoals het platform waarmee hij de aangeboden ritten kon accepteren. Ook konden bij Uber trainingen gevolgd worden.

Oordeel rechter
Het ondernemersrisico is beperkt tot eventuele schade aan de eigen auto. Daar tegenover staat dat de man verzekerd is van inkomen doordat hij enkel een app of een website hoeft op te starten en vervolgens de aangeboden ritten hoeft te accepteren.

De rechtbank concludeert dat sprake is van één opdrachtgever en dat de mate van zelfstandigheid gering is. Er zijn geen investeringen gedaan. De man had al een auto. Aan de activiteiten voor Uber gaf hij geen bekendheid naar buiten.

De man heeft volgens de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat hij voldaan heeft aan de criteria voor fiscaal ondernemerschap. Daarom heeft hij geen recht op fiscale ondernemersfaciliteiten.

Tip: Fiscale ondernemersfaciliteiten verlagen de te betalen inkomstenbelasting. Maar voor fiscaal ondernemerschap gelden criteria. De belastingplichtige moet aannemelijk maken dat hij hieraan voldoet. Het is verstandig om, voordat u ondernemersactiviteiten start, fiscaal advies in te winnen.

Vragen voor werknemers

Ik ga nu met de auto naar het werk en krijg van mijn werkgever 19 cent per kilometer aan vergoeding. Wat betekent deelname aan de fiets van de zaak (financieel) voor mij?
Uw werkgever bepaalt welke reiskostenvergoedingen blijven bestaan of vervallen en welke hij naast elkaar aanbiedt. Als u niet meer met de auto naar uw werk reist, maakt u ook geen kosten meer voor het gebruik van een auto. Het kan zijn dat u dan ook geen kilometervergoeding meer ontvangt van uw werkgever. Als u over de kilometers die u met de fiets van de zaak aflegt ook een kilometervergoeding ontvangt, betaalt u daar wel belasting over. Over het privévoordeel van de fiets van de zaak betaalt u belasting via de bijtelling. De bijtelling houdt in dat u 7% van de waarde van de fiets bij uw salaris optelt. Zet dit voor uzelf op een rijtje.

Ik ga nu met mijn eigen fiets naar het werk en krijg van mijn werkgever 19 cent per kilometer aan vergoeding. Wat betekent deelname aan de fiets van de zaak (financieel) voor mij? 
Uw werkgever bepaalt welke reiskostenvergoedingen blijven bestaan of vervallen en welke hij naast elkaar aanbiedt. Als u niet meer met uw eigen fiets naar uw werk reist, kan het zijn dat u dan ook geen kilometervergoeding meer ontvangt van uw werkgever. Als u over de kilometers die u met de fiets van de zaak aflegt ook een kilometervergoeding ontvangt, betaalt u daar wel belasting over.
Over het privévoordeel van de fiets van de zaak betaalt u belasting via de bijtelling. De bijtelling houdt in dat u 7% van de waarde van de fiets bij uw salaris optelt. Zet dit voor uzelf op een rijtje.

Kan ik als het regent met de auto of openbaar vervoer naar het werk? 
U kunt natuurlijk bij slecht weer kiezen voor het openbaar vervoer of de auto in plaats van de fiets. Uw werkgever kan u voor die dagen een kilometervergoeding geven waarover u geen belasting betaalt. Dit hangt af van de afspraken die u met uw werkgever heeft gemaakt. U moet wel kunnen aantonen dat u met de auto of het openbaar vervoer heeft gereisd.

Wat nu als ik eerst met de fiets van de zaak naar het station rijd en dan het openbaar vervoer pak?
Ook in dit geval kan uw werkgever bepaalde reiskosten vergoeden waarover u geen belasting betaalt. Dit hangt af van de afspraken die u met uw werkgever heeft gemaakt. U moet wel kunnen aantonen dat u met het openbaar vervoer heeft gereisd.

Ik gebruik de fiets van de zaak niet privé, moet ik dan toch bijtelling betalen?
Ja, voor de fiets van de zaak maakt het niet uit of u de fiets zakelijk (inclusief woon-werkverkeer) gebruikt of privé. Daarom geldt de bijtelling altijd. Dit is anders dan bij de auto van de zaak. 

Welke vervoersmiddelen gelden als ‘fiets van de zaak’?
Voor de regeling wordt onder een fiets verstaan: een fiets die door spierkracht wordt aangedreven, eventueel met een hulpmotor. Dus een elektrische fiets en speed-pedelec kunnen wel fiets van de zaak zijn, maar een brommer of scooter niet.

Ik heb een elektrische fiets van de zaak. Wie betaalt de kosten voor het thuis opladen van de accu?
Als u de kosten zelf betaalt, dan kunt u ze niet aftrekken van de bijtelling. 

Maar een werkgever kan er ook voor kiezen om deze kosten voor opladen te vergoeden. Bijvoorbeeld met behulp van de vrije ruimte in de werkkostenregeling. 

Vragen voor werkgevers

Wat is voor mij als werkgever het voordeel van de nieuwe regeling?
U profiteert in de eerste plaats van fittere werknemers. Daarnaast is de nieuwe regeling ook een stuk eenvoudiger dan de oude regeling. Nu geldt nog dat werkgevers de werkelijke waarde van het voordeel van privé-gebruik moeten vaststellen. Straks geldt een vast tarief (de bijtelling) als loonvoordeel. 

Wat moet ik als werkgever fiscaal doen om een fiets van de zaak aan te kunnen bieden aan mijn werknemers? 
Uw werknemer mag de fiets van de zaak privé gebruiken en heeft daar voordeel van. Dit voordeel  wordt gezien als ‘loon in natura’. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • U houdt  loonbelasting en premie volksverzekeringen in over dit loon 
  • U betaalt premies werknemersverzekeringen en de werkgeversheffing Zvw over dit loon. 
  • U kunt dit loon als eindheffingsloon aanwijzen.

Wat kost de fiets van de zaak mij als werkgever? 
U kunt ervoor kiezen om zelf fietsen aan te schaffen of fietsen te leasen via een leasemaatschappij. 

Zelf kopen
In dit geval betaalt u als werkgever zelf de aanschaf van de fiets. Daar kunnen de kosten voor  onderhoud, reparatie, verzekeringen en het opladen van elektrische fietsen nog bijkomen. Dit hangt af van de afspraken die u maakt met uw werknemers. De kosten die u maakt voor de fiets, kunt u aftrekken van de winstbelasting. 

Leasen
U kunt er ook voor kiezen om fietsen te leasen via een leasemaatschappij. U betaalt dan maandelijks een leasebedrag waar alle kosten in zijn verwerkt. Deze kosten kunt u aftrekken van de winstbelasting.   

Tip: De nieuwe bijtellingsregels voor de fiets van de zaak gelden niet alleen voor werknemers, maar ook voor ondernemers en DGA’s.

 

Door de tariefsverlaging is er geen verschil in BTW-tarief meer tussen papieren kranten, tijdschriften en boeken en de elektronische versies.

Het verlaagde BTW-tarief geldt niet voor het downloaden van losse artikelen, voor streamingdiensten voor films en muziek en voor toegang tot databanken.

Uitzonderingen
Voor de volgende (toevoegingen aan) elektronische uitgaven is het verlaagde tarief echter niet van toepassing:

  • Dynamische en technologische elementen zoals interactieve kaarten, recensies, reacties, spelletjes en communicatiemogelijkheden.
  • Toegang tot toeristische informatie bestaande uit beschrijvingen van bezienswaardigheden, interactieve plattegronden, de mogelijkheid om recensies achter te laten en te lezen, en de mogelijkheid gesproken woorden te vertalen en in een andere taal te laten uitspreken.
  • Toegang tot actuele weerberichten, routeplanning en interactieve taalcursussen die niet kwalificeren als educatieve leermiddelen.
  • Toegang tot databanken met als primaire functie het toegankelijk maken van informatie waarbij niet toegang tot leesinhoud centraal staat maar de mogelijkheid om informatie te doorzoeken en te ordenen.

Tip: U past het BTW-tarief toe dat geldt op het moment waarop u de BTW verschuldigd bent. Dat is het moment waarop u de factuur uitreikt of had moeten uitreiken. Als er geen factureringsplicht is – u levert rechtstreeks aan consumenten – is dat het moment waarop u de dienst verricht of het goed levert. We helpen u graag bij een correcte toepassing van de nieuwe regels.