In een Kennisdocument geeft de overheid informatie over de Wet tegemoetkomingen loondomein. Onlangs is een nieuwe versie van dit document beschikbaar gesteld. Daarin is de tabel voor de tegemoetkoming verhoging jeugdloon aangepast. Ook is de berekening van de uurloongrenzen gewijzigd. Er is bovendien een nieuwe vraag-en-antwoordparagraaf opgenomen.

Tip: Wilt u snel goede informatie over de tegemoetkomingen in het loondomein, raadpleeg dan het Kennisdocument.

De vraag is of de ingeschreven onderneming fiscaal een bron van inkomen vormt. Er is sprake van deelname aan het economisch verkeer. Er is ook een oogmerk bij de ambtenaar om met de onderneming voordeel te behalen. Maar is objectief gezien wel te verwachten dat het voordeel in de toekomst redelijkerwijs kan worden behaald? Aan deze eis moet voor fiscaal ondernemerschap ook zijn voldaan.

Wat heeft de ambtenaar eigenlijk in zijn onderneming gedaan? Hij heeft in twee jaar uitsluitend zelfstudie verricht, bestaande uit het thuis oefenen met een grafisch vormgevers-programma. Daarna heeft hij de onderneming bij de Kamer van Koophandel uitgeschreven.

Waren deze werkzaamheden voorzienbaar blijvend verliesgevend, of kon redelijkerwijs worden verwacht dat zij in de toekomst positieve opbrengsten zouden opleveren?

Vast staat dat de activiteiten steeds tot negatieve resultaten hebben geleid. Vast staat ook dat de ondernemer nooit klanten heeft gehad. Volgens de rechtbank is in deze situatie geen sprake van de vereiste objectieve voordeelsverwachting. Dit betekent dat de activiteiten geen bron van inkomen vormen. De Belastingdienst heeft de correcties terecht toegepast.

Tip: Een onderneming in de opstartfase vergt meestal enig onderzoek of studie. Van omzet is nog niet direct sprake. Wel zijn er kosten en wordt er tijd besteed. Die wil de ondernemer al vast fiscaal in aanmerking nemen. Het is dan aan de ondernemer om aannemelijk te maken dat de onderneming objectief gezien in de toekomst winst kan gaan genereren. Als adviseur helpen we u hier graag bij.

Bij de rechter spitst het geschil zich toe op de simpele vraag of pannenkoeken en poffertjes zijn aan te merken als koek dan wel of zij naar de aard van de verwerkte grondstoffen en/of de wijze van verwerking van de grondstoffen vergelijkbaar zijn met koek. Het Bedrijfspensioenfonds Zoetwaren mag bewijzen dat het bedrijf onder haar werkingssfeer valt. Nogmaals: het gaat hier om een vordering van 8,5 miljoen euro, exclusief rente.

Het Bedrijfspensioenfonds verwijst naar Wikipedia en Van Dale. Volgens de rechter spreken die elkaar tegen. Hij acht het duidelijk dat pannenkoeken en poffertjes volgens algemene maatschappelijke opvattingen niet als koek worden gezien of daaraan gelijk kunnen worden gesteld. Zowel wat betreft de toepassing, de uiterlijke verschijningsvorm, de structuur en de smaak als naar samenstelling en bereidingswijze zijn er essentiële verschillen tussen enerzijds pannenkoeken en poffertjes en anderzijds koek. In de uitspraak worden vervolgens enige pagina’s besteed aan de verschillen.

De vordering van het bedrijfspensioenfonds Zoetwaren wordt daarom afgewezen.

Tip: Soms valt een bedrijf verplicht onder een Bedrijfspensioenfonds. Het is dan in het belang van het fonds dat alle werknemers worden aangemeld en dat er premie wordt betaald. Zoals deze uitspraak  laat zien, is niet altijd op voorhand duidelijk of een bedrijf onder een bedrijfspensioenfonds valt en zo ja, onder welk. Nogal banale definitiekwesties (zoals: is een poffertje koek) bepalen soms de uitkomst. De belangen zijn groot. Laat u daarom goed adviseren over het pensioen van uw werknemers.

De Belastingdienst ziet uiteraard beide kanten. Bij het echtpaar een aftrekbare eigen woningrente van 9 procent. Bij de ouders een belegging in Box 3 die 9 procent rendeert. Reden om de zakelijkheid van het rentepercentage ter discussie te stellen. De bewijslast ligt bij het echtpaar, omdat het een geclaimde aftrekpost betreft.

Tijdens de zitting bij de rechter komt de Belastingdienst met stukken waaruit blijkt dat ten tijde van het afsluiten van de geldlening een rentepercentage in de bandbreedte van rond de 3 procent gangbaar was voor een lening met zekerheidsstelling en een rentevaste periode van 15 jaar. Het ontbreken van zekerheid rechtvaardigt echter in het algemeen een hoger rentepercentage, omdat door de geldverstrekker een hoger risico wordt gelopen met betrekking tot het nakomen van de betaalverplichting van de geldlener.

Volgens de rechter is het risico dat het echtpaar de geldlening niet zou kunnen terugbetalen, ofwel afwezig ofwel niet groot. Bovendien verklaart de vader van de man bij de rechter dat aan de gekozen inhoud van de geldleningovereenkomst ten grondslag ligt dat hij, met het oog op inkomensvorming mede in het kader van pensioen, de voorkeur gaf aan een hogere rentevergoeding dan aan een overeen te komen zekerheidsstelling.

De conclusie luidt dat het rentepercentage van 9 procent onzakelijk is. De rente van 4,5 procent die de Belastingdienst wel wil accepteren, acht de rechter redelijk.

Ook in hoger beroep slaagt het echtpaar er niet in om de zakelijkheid van het hoge rentepercentage aannemelijk te maken.

Tip: Een familielening kan worden gebruikt voor zogenaamde boxarbitrage: een aftrekpost bij familielid 1, leidt tot in box 3 laag belast inkomen bij familielid 2. Hoe hoger de rente, hoe hoger het fiscale voordeel binnen de familie. De rente moet wel binnen zakelijke grenzen blijven. De bewijslast hiervan rust op degene die de rente betaalt.

In de aangifte inkomstenbelasting rekent de vrouw de eigen woning voor 100% aan zichzelf toe. De Belastingdienst corrigeert dat en rekent de woning voor 50% aan haar toe. Mevrouw en haar ex-partner waren gedurende 2016 immers ieder voor 50% juridisch eigenaar van een woning.

De rechter stelt de vrouw in het gelijk. Uit de echtscheidingsbeschikking volgt dat de waardeverandering van de woning vanaf 1 januari 2014 volledig voor rekening en risico van de vrouw komt, behoudens in de situatie dat ze de woning per 1 januari 2017 niet zou kunnen overnemen. Deze situatie heeft zich echter niet voorgedaan.

Daarnaast is in de echtscheidingsbeschikking bepaald dat de vrouw vanaf 1 januari 2014 alle lasten van de woning voor haar rekening neemt, hetgeen in praktijk ook is gebeurd.

Daarmee staat vast dat de vrouw met ingang van 1 januari 2014 de volledige economische eigendom van de woning heeft. Op basis van de wet moet de woning bij de vaststelling van de belastbare inkomsten uit eigen woning voor 100% aan haar worden toegerekend. De omstandigheid dat ze in 2016 slechts voor 50% juridisch eigenaar van de woning was, doet daar niet aan af.

Tip: De fiscale regelgeving rond echtscheiding is ingewikkeld. De Belastingdienst gaat ook wel eens de fout in, zoals blijkt uit deze uitspraak. Soms kunt u in overleg vanuit gezamenlijk eigenbelang beiden fiscaal voordeel behalen door de feitelijke, economische en juridische gang van zaken tijdig bij te sturen. Raadpleeg daarom op tijd uw fiscaal adviseur, als een echtscheiding aanstaande is.

Bewezen wordt dat uit de inschakeltijden van het alarm blijkt dat hij achttien maal een tot twee uur te laat is begonnen. Ook wordt vastgesteld dat de manager bewust telkens als aanvangstijd van zijn werk de normale openingstijd in de werktijdenregistratie heeft ingevoerd. Hij wordt geschorst en vervolgens op staande voet ontslagen omdat hij zo ten onrechte loon heeft gehad over niet gewerkte uren. Bovendien heeft hij de werkgever benadeeld door de winkel te laat te openen. Ook heeft hij zijn voorbeeldfunctie als winkelmanager veronachtzaamd.

De rechter bevestigt dat deze werkwijze een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. Bovendien is sprake van zodanig ernstig verwijtbaar handelen dat geen transitievergoeding wordt toegekend.

De werkgever vordert ook omzetschade. Die wordt niet toegekend omdat niet wordt bewezen dat bij het telkens te laten komen sprake was van opzet of bewuste roekeloosheid.

Tip: Soms kan een werknemer er, in zijn beleving, niets aan doen dat hij te laat komt. Als openen van de winkel zijn verantwoordelijkheid is, moet hij dat echter zelf voorkomen. Als hem dat niet lukt en hij voert de niet gewerkte uren in als werktijd, levert uiteraard regelrechte fraude op. Reden voor ontslag op staande voet.

De vraag is of het in het belastbaar inkomen uit box 3 betrekken van vermogen dat in de maand van de peildatum is gebruikt voor de aflossing van de hypotheekschuld leidt tot een individuele en buitensporige last. Als dat het geval zou zijn, zou de belasting moeten worden gecorrigeerd.

De rechter maakt korte metten met deze redenering. Voor de vaststelling van de verschuldigde inkomstenbelasting box 3 over het gehele jaar 2016, wordt uitgegaan van de hoogte van het box 3-vermogen op de peildatum 1 januari 2016.

Box 3-vermogensmutaties, positief of negatief, na de peildatum zijn bij het vaststellen van de belastingschuld over het desbetreffende jaar in beginsel niet van belang. Dit is inherent aan de keuze van de wetgever. De situatie van belanghebbende, waarin hij er voor heeft gekozen de spaartegoeden gedurende het jaar aan te wenden, wijkt niet wezenlijk af van de situatie van andere belastingplichtigen met box 3-vermogensmutaties. Van een last die zich in het geval van belanghebbende sterker laat voelen dan in het algemeen is hier dan ook geen sprake. Dat de keuze van belanghebbende om de hypotheekschuld op zijn eigen woning af te lossen legitiem was, doet hier niet aan af.

Tip: Als deze particulier voor 1 januari had afgelost, had hij een paar duizend euro belasting bespaard. Het kan verstandig zijn om niet al te lang na de zomervakantie uw financiële en fiscale positie eens met ons te bespreken. Zo kunnen we bepalen wat zinvol en mogelijk is, en welke maatregelen u beter voor en welke u beter na 31 december 2019 kunt nemen.

De rechter stelt vast dat het concurrentiebeding rechtsgeldig is. Hij stelt ook vast dat de nieuwe werkgever een concurrent is van de oude. Beide bedrijven doen aan asbestsanering en vissen in dezelfde vijver. Ook staat vast dat de werknemer nog steeds bij de nieuwe werkgever werkt.

Dit betekent dat ook het boetebeding in beginsel van toepassing is. Maar de rechter mag dit matigen als de toepassing tot een onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij let de kantonrechter op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, de aard van de overeenkomst, de inhoud van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen.

Toewijzing van de gevorderde boete zou ertoe leiden dat de ex-werknemer een boete zou moeten betalen van in totaal 892.500 euro. Dat vindt de rechter onaanvaardbaar. Hij matigt de boete tot 4.000 euro, ongeveer twee maandsalarissen. De werknemer verdient immers slechts 500 euro per maand meer dan het minimumloon. Verder heeft de werkgever niet laten zien dat hij gedurende de 355 dagen daadwerkelijk schade heeft geleden.

Van een dergelijke boete gaat nog steeds een voldoende signaal uit om werknemers in vergelijkbare omstandigheden ervan te weerhouden in strijd met het concurrentiebeding te handelen.

Tip: Een concurrentiebeding met boete per dag dat de overtreding voortduurt, kan leiden tot een exorbitant hoge boete, zeker in relatie tot het inkomen van de ex-werknemer. Toch houdt het beding zelf stand. In de praktijk matigt de rechter een dergelijke boete tot een redelijk bedrag.

De werknemer ontkent eerst dat hij elders werkt. Dan stelt hij zich op het standpunt dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Hij was auto’s aan het poetsen om onder de mensen te zijn. Dat was uit medisch oogpunt noodzakelijk en had hij besproken met de bedrijfsarts.

Hoewel de rechter begrip heeft voor het gegeven ontslag op staande voet, toen de werknemer botweg ontkende, oordeelt hij dat het niet terecht was. Waarom?

De werkgever had eerst via de bedrijfsarts moeten nagaan of de werknemer nog steeds niet in staat was tot enige arbeid, bijvoorbeeld auto’s wassen, en of hij zijn genezing belemmerde door het verrichten van de werkzaamheden of dat deze juist zijn herstel bevorderden. Ook had de werkgever aan de bedrijfsarts moeten vragen of de werknemer toestemming had om de werkzaamheden te verrichten.

Tip: Ontslag op staande voet is een zware maatregel die u meestal beter niet in de, begrijpelijke, emotie van het moment kunt nemen.

Volgens de wet wordt tot de eigen woning onder meer gerekend een gebouw of een gedeelte van een gebouw met de daartoe behorende aanhorigheden, voor zover dat de belastingplichtige anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat.

Het tijdelijk verhuurde tuinhuis is een aanhorigheid. Het staat slechts tijdelijk (als het niet is verhuurd) aan het echtpaar ter beschikking. Dat betekent dat het niet tot de eigen woning kan worden gerekend. Daarom zijn de inkomsten uit de Airbnb-verhuur niet als inkomsten uit eigen woning belast. Uit het systeem van de wet volgt dat het tuinhuis dan behoort tot de grondslag van het inkomen uit sparen en beleggen (box 3).

De belastingheffing vindt dus forfaitair plaats op basis van de waarde per 1 januari van het tuinhuis inclusief de bijbehorende grond. De hoogte van het forfaitair rendement hangt af van de omvang van het vermogen in box 3.

Tip: Tijdelijke verhuur van een tuinhuis of een ander gedeelte van uw eigen woning kan fiscaal gunstig uitpakken. We rekenen het graag met u door.