Het minimumtarief van 16 euro per uur moet voorkomen dat mensen voor een tarief werken waar ze niet van kunnen leven of waarmee ze onvoldoende verdienen om zich te verzekeren of om te sparen voor slechtere tijden. Zowel de zzp‘ers met zakelijke klanten als met particuliere klanten moeten straks minimaal dit bedrag per uur gaan verdienen. Jaarlijks op 1 januari wordt het minimumtarief geïndexeerd.

Het minimumtarief gaat gelden voor alle uren die een zzp’er aan een opdracht besteedt. Er is rekening mee gehouden dat zzp’ers gemiddeld een derde van hun tijd moeten besteden aan overige werkzaamheden, zoals acquisitie en administratie.

Het tarief is exclusief directe kosten die een zzp’er voor een klus maakt: kosten voor materiaal komen dus bovenop de 16 euro per uur.

Aan de opdracht toe te rekenen kosten en uren

  • kosten en tijd voor de voorbereiding en de feitelijke uitvoering van de opdracht
  • kosten en tijd voor vervoer in het kader van de opdracht, met uitzondering van de kosten voor vervoer van en naar de vaste woon- of verblijfplaats en voor vervoer tussen bestemmingen van verschillende opdrachten.

Niet aan de opdracht toe te rekenen kosten en uren

  • kosten en tijd voor acquisitie- en representatie
  • kosten en tijd voor administratie
  • kosten en tijd voor scholing, studie en vakliteratuur
  • verzekeringspremies, tenzij de verzekering enkel is afgesloten voor de opdracht
  • kosten voor communicatie en communicatiemiddelen
  • kosten en tijd voor het opstellen en ondertekenen van de zelfstandigenverklaring
  • kosten en tijd voor bedrijfsmiddelen die voor meerdere opdrachten worden of zullen worden gebruikt
  • kosten en tijd voor de ontwikkeling van een dienst indien deze dienst voor meerdere opdrachtgevers wordt of zal worden verricht.

Let op: De berekeningswijze van de voorgestelde minimumbeloning is dus verre van eenvoudig. In de loop van 2020 zullen er ongetwijfeld nog vele wijzigingen en details volgen. We houden u op de hoogte.

Wat is een zelfstandigenverklaring?
Een verklaring van een werkverstrekker en een werkende dat zij willen dat de rechtsgevolgen van een geldige zelfstandigenverklaring ten aanzien van de loonbelasting, de inkomstenbelasting, de premie voor de volksverzekeringen, de premies voor de werknemersverzekeringen, de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet, de werknemersverzekeringen en het arbeidsrecht op hun arbeidsrelatie van toepassing zijn.

Wat is nodig voor een geldige zelfstandigenverklaring?

  • de zelfstandigenverklaring maakt deel uit van een schriftelijke overeenkomst waarin de werkverstrekker en de werkende overeenkomen dat de werkende werkzaamheden gaat verrichten
  • in de zelfstandigenverklaring is het KvK-nummer van de werkende opgenomen
  • de overeenkomst en de zelfstandigenverklaring zijn vóór aanvang van de werkzaamheden door beide partijen ondertekend en gedagtekend
  • in de overeenkomst is opgenomen dat het de bedoeling is van beide partijen dat de overeenkomst niet voldoet aan de omschrijving van een arbeidsovereenkomst
  • de werkzaamheden worden blijkens de overeenkomst aangegaan voor een duur van ten hoogste een jaar
  • de werkende uiterlijk 30 dagen na de dag waarop de werkende het urenoverzicht aan de werkverstrekker heeft verstrekt, voor de werkzaamheden een arbeidsbeloning ontvangt van ten minste € 75 per uur

Let op: In het voorstel zijn ook nog administratieve regels, formaliteiten en voorwaarden opgenomen. Voor de berekening van het werkelijke uurtarief wordt aangesloten bij de Wet minimumbeloning zelfstandigen. De hoofdlijn ligt er nu. In de loop van 2020 zullen er ongetwijfeld nog vele wijzigingen en details volgen. We houden u op de hoogte.

De invoering van de WAB brengt op 1 januari 2020 de volgende veranderingen met zich mee:

Vast contract: lage WW-premie, flexcontract: hoge WW-premie
Werkgevers betalen vanaf 2020 een lagere WW-premie voor werknemers met een vast contract dan voor werknemers met een flexibel contract. De sectorpremie vervalt vanaf dat moment. Zo wordt het voor werkgevers aantrekkelijker om werknemers een vast contract te geven. 

Nieuwe mogelijkheid voor ontslag: cumulatiegrond
Er komt een nieuwe ontslaggrond: de cumulatiegrond. Ontslag wordt ook mogelijk wanneer omstandigheden uit de verschillende ontslaggronden die via de kantonrechter lopen samen een redelijke grond voor ontslag opleveren. Bij ontslag op basis van de cumulatiegrond kan de rechter een extra vergoeding toekennen aan de werknemer.

Transitievergoeding vanaf 1e werkdag
De werknemer heeft recht op de transitievergoeding bij ontslag vanaf de eerste werkdag. Ook de berekening van de transitievergoeding verandert.

Ketenregeling: 3 tijdelijke contracten in maximaal 3 jaar
Vanaf 2020 kunnen werkgever en werknemer 3 tijdelijke contracten in maximaal 3 jaar aangaan. Het volgende contract is dan automatisch een vast contract. Tot en met 31 december 2019 is het mogelijk om 3 tijdelijke contracten in maximaal 2 jaar aan te gaan. Ook kan de tussenpoos (tijd tussen contracten) bij CAO worden verkort tot 3 maanden bij tijdelijk terugkerend werk (niet beperkt tot seizoensarbeid) dat maximaal 9 maanden per jaar kan worden gedaan. Tevens wordt vanaf 2020 in de wet een uitzondering opgenomen dat invalkrachten in het basisonderwijs op tijdelijke basis kunnen blijven invallen voor zieke leerkrachten. Dit hoeft niet meer in de CAO te staan.

Payrollwerknemer: gelijke rechtspositie en arbeidsvoorwaarden
Werknemers die vanaf 2020 een payrollcontract krijgen, krijgen minimaal dezelfde arbeidsvoorwaarden en dezelfde rechtspositie als werknemers die in dienst zijn van het bedrijf. Vanaf 2021 krijgen payrollkrachten recht op een goede pensioenregeling.

Oproepwerknemers: minimale oproeptermijn en aanbod voor vaste uren na twaalf maanden
Vanaf 2020 moeten werkgevers oproepkrachten minstens 4 dagen van te voren oproepen voor werk. Als de werkgever een oproep binnen 4 dagen afzegt, heeft de oproepwerknemer recht op loon over de uren waarop hij was opgeroepen. Na 12 maanden moet de werkgever een nieuw contract aanbieden met een vast aantal uren.

Tip: Op deze checklist vindt u wat u voor 1 januari 2020 kunt doen om goed voorbereid te zijn op de nieuwe situatie.

BTW terugbetalen over uw investeringen
Hebt u in de laatste vijf tot tien jaar als BTW-ondernemer geïnvesteerd? Dan moet u de afgetrokken BTW op deze investeringen mogelijk deels terugbetalen als u per 1 januari 2020 vrijgesteld van BTW gaat ondernemen.

BTW terugvragen op toekomstige investeringen
Als u binnen drie jaar wilt gaan investeren, kan BTW-aftrek u helpen bij de financiering. Kiest u voor de vrijstelling, dan hebt u dit voordeel niet. En als de omzet stijgt boven € 20.000, pakt dit dubbel nadelig uit: geen BTW-aftrek op de investering, wel BTW afdragen over de omzet.

BTW kostenpost
Stel, u verricht diensten aan particulieren tegen een vaste prijs en u past de nieuwe regeling toe. Uw jaaromzet gaat in enig jaar toch over de grens van € 20.000 heen. Kunt u dan direct uw tarief verhogen, omdat u vanaf dat moment weer BTW-plichtig bent? Zolang u de BTW niet in uw tarief kunt doorberekenen, komt deze feitelijk voor uw rekening.

Driejaarstermijn
Kiest u voor de nieuwe regeling, dan is dat voor drie jaar, tenzij uw omzet voordien stijgt boven de € 20.000. Verlaat u de nieuwe regeling, dan mag u er pas na drie jaar weer in. Bij een dalende omzet, vraagt dat dus een strakke planning.

Tip: De genoemde aandachtspunten kunnen in uw situatie van belang zijn. Twijfelt u, vraag dan snel advies. Uw aanmeldformulier moet namelijk uiterlijk 20 november 2019 bij de Belastingdienst binnen zijn als u vanaf 1 januari 2020 de nieuwe regeling wilt toepassen
U kunt zich ook na 20 november nog aanmelden. De ingangsdatum schuift dan op naar het eerstvolgende tijdvak. Dan neemt u vanaf 1 april 2020 deel.

De wet zegt hierover: de werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. De werkgever is jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij zijn zorgplicht is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.

In dit geval staat volgens de rechter vast dat de chauffeur schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden en dat geen sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. Daarmee staat ook vast dat de werkgever aansprakelijk is voor de schade, tenzij hij aantoont dat hij zijn zorgplicht is nagekomen. En daarin slaagt de werkgever volgens de rechter niet.

De chauffeur moest één of twee keer per jaar de werkzaamheden aan de airconditioning op 3,7 meter hoogte uitvoeren. Daarbij was sprake van een (val)risico. Op het bedrijf was hiervoor een takelinstallatie met valbescherming (tuigje). De stelling van de werkgever dat het een eigen keuze van de werknemer was om die takelinstallatie niet te gebruiken, helpt hem niet. Vastgesteld wordt immers dat de werkgever voor het gebruik ervan nooit  (veiligheids-)instructies had gegeven. Juist omdat het incidentele, risicovolle werkzaamheden waren, had de werkgever dat wel moeten doen.

Tip: Werknemers verrichten af en toe werkzaamheden waaraan zekere risico’s kleven. Check regelmatig of u deze voldoende in beeld hebt, de nodige maatregelen hebt genomen en zo nodig veiligheidsinstructies hebt gegeven. Leg ook vast dat u dit hebt gedaan, wanneer en op welke wijze.

Een woning wordt mede aangemerkt als eigen woning indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat de woning leeg staat of in aanbouw is en uitsluitend bestemd is om in het kalenderjaar of in één van de daaropvolgende drie jaren hem als eigen woning ter beschikking te staan. Zo staat het in de wet.

In dit geval is daarom in 2009, 2010 en 2011 sprake van een eigen woning. De hypotheekrente is in deze jaren aftrekbaar.

In 2012 zet de particulier de woning in aanbouw te koop. Daarmee is de woning niet meer uitsluitend bestemd voor toekomstige bewoning door de eigenaar. Dus vervalt het recht op aftrek van hypotheekrente in 2012.

Tip: De fiscale regels rond de eigen woning zijn zeer gecompliceerd en veranderen regelmatig. We adviseren u graag als u een wijziging in uw woonsituatie overweegt.

Werknemers met een leasefiets houden recht op een onbelaste reiskostenvergoeding van 19 cent op het moment dat zij met een ander vervoermiddel reizen en de leasefiets niet gebruiken.

Werkgever en werknemer moeten wel aannemelijk kunnen maken dat de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de leasefiets als hij de zakelijke kilometers, ondanks die terbeschikkinggestelde fiets, per trein of per auto aflegt. Als een werknemer een dag de gehele rit met de leasefiets naar het werk reist, kan geen aanspraak worden gemaakt op de onbelaste kilometervergoeding.  

Let op: De nieuwe regeling voor de leasefiets leidt dus toch tot administratieve rompslomp als tevens recht bestaat op een onbelaste kilometervergoeding. U moet dan van alle medewerkers met een leasefiets dagelijks gaan bijhouden of ze die fiets hebben gebruikt.

Vraag zes
Voor verhuurders van woningen is vooral vraag zes interessant: bent u bereid huurinkomsten steviger te belasten, zodat het veel te aantrekkelijke fiscale buy-to-let regime wordt aangepast en mensen een eerlijke kans krijgen hun eerste woning te kopen?

Antwoord
Het kabinet heeft op 6 september 2019 de contouren geschetst van een aanpassing van box 3, waarin voor het eerst zal worden gerekend met de werkelijke verhouding van spaargeld, beleggingen en schulden per belastingplichtige. Spaarders worden in het nieuwe stelsel aanzienlijk minder zwaar belast terwijl beleggers – zoals beleggers in woningen – juist zwaarder zullen worden belast. Doordat schulden in het nieuwe stelsel tegen een eigen forfaitaire debetrente aftrekbaar zullen zijn, wordt het voor beleggers fiscaal minder aantrekkelijk om hun beleggingen in box 3 met schulden te financieren.

Daarnaast wordt op dit moment, in het kader van de bouwstenen voor de verbetering van het belastingstelsel, nader gestalte gegeven aan eerdere toezeggingen om onderzoek te doen naar een andere wijze van belastingheffing over huurinkomsten uit onroerende zaken.

Tip: De aangekondigde wijzigingen per 1 januari 2022 voor inkomsten uit vermogen zijn dus voor verhuur van onroerende zaken mogelijk niet het eindplaatje. We houden u op de hoogte.

Veranderingen inhuur personeel
Huurt u uitzend- of payrollkrachten in? Per 1 januari 2020 bent u verplicht de arbeidsvoorwaarden die u hanteert vooraf aan het uitzend- of payrollbedrijf kenbaar te maken.

Wanneer is er sprake van payrolling?
Vanaf 2020 bevat de wet aparte regels voor payrollovereenkomsten. Daarom is het van belang om eerst vast te stellen of er sprake is van een payrollovereenkomst. Payrollen is een bijzondere vorm van het ter beschikking stellen van personeel. Het payrollbedrijf is werkgever van de payrollwerknemers, maar deze werken bij u als inlener. De payrollwerkgever neemt hierdoor alle werkgeverslasten op zich, waardoor de inlener ontzorgd wordt. U heeft bij payrolling zelf de werving en selectie van de werknemer voor uw rekening genomen of een derde (niet zijnde de payrollwerkgever) heeft dit voor u gedaan. Dit betekent juridisch dat de overeenkomst tussen payrollorganisatie en inlener niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Daarnaast wordt de arbeidskracht exclusief aan u ter beschikking gesteld. Als er aan beide elementen is voldaan, dan is sprake van een payrollovereenkomst en zijn de daarvoor geldende regels van toepassing.

Rechtspositie
Vanaf 1 januari 2020 is het bij payrollwerknemers niet meer mogelijk om gebruik te maken van de bijzondere regels die gelden voor uitzendkrachten. Zo zullen de wettelijke regels rond de ketenregeling die bij u van toepassing zijn ook gaan gelden voor de payrollwerknemer. Ook kan bij payroll geen beroep meer worden gedaan op het uitzendbeding, de zogenoemde fase contracten en op de (langere) uitsluiting van de loondoorbetalingsverplichting. Dit geldt ook voor contracten die al voor 1 januari 2020 lopen. Een eventueel in de arbeidsovereenkomst van de payrollwerknemer opgenomen uitzendbeding komt direct per 1 januari 2020 te vervallen.

Er gaat wel overgangsrecht gelden voor het geval er een tijdelijke arbeidsovereenkomst met een payrollwerknemer is aangegaan vóór 1 januari 2020. De regels voor tijdelijke contracten (de zogenoemde ketenregeling) die voor 1 januari 2020 golden blijven gelden tot afloop van het tijdelijke contract.

Arbeidsvoorwaarden
Werknemers die op payrollbasis werken, krijgen minimaal dezelfde arbeidsvoorwaarden als de werknemers die in dienst zijn in vergelijkbare functies bij u als inlener, ook waar het gaat om een bij de inlener geldende 13e maand, vakantiedagen, scholingsregelingen, verlofregelingen en andere arbeidsvoorwaarden. Deze voorwaarden kunnen in een cao staan, maar ook in een arbeidsvoorwaardenreglement. Als u geen vergelijkbaar personeel in dienst heeft gelden de vergelijkbare arbeidsvoorwaarden van de sector waar u werkzaam bent.

Is een bepaalde arbeidsvoorwaarde bij u als fonds vormgegeven waar de payrollwerkgever niet aan kan deelnemen? Bijvoorbeeld een scholingsfonds of ww-fonds? Dan dient de payrollwerkgever deze geldelijke bedrage te reserveren en minimaal jaarlijks of bij uitdiensttreding uit te betalen. Bijdragen aan een fonds waar de payrollwerkgever zelf onder valt kan hij hierop in mindering brengen.

Pensioen
Vanaf 1 januari 2021 heeft een payrollkracht recht op een ‘adequate pensioenregeling’. Payrollkrachten gaan meedoen met uw pensioenregeling of het payrollbedrijf treft een eigen pensioenregeling. De regels hiervoor zijn nog niet definitief.

Tip: Werkt u met payrollkrachten? Graag geven we u advies, zodat u in 2020 aan de nieuwe wettelijke regels kunt voldoen.

Ontheffing in de huidige KOR?
Doet u op dit moment geen aangifte omdat u in 2019 al een ontheffing hebt van uw administratieve verplichtingen op basis van de huidige kleineondernemersregeling? Dan is het onderstaande overzicht niet op u van toepassing.

U maakt per 1 januari 2020 automatisch gebruik van de nieuwe KOR. Wel kunt u uw deelname op ieder moment beëindigen. Als u dat doet, kunt u zich 3 jaar lang niet meer aanmelden voor de nieuwe KOR. Voldoet u niet aan de voorwaarden voor de nieuwe KOR? Of wilt u daar niet aan deelnemen? Dan moet u zich uiterlijk 20 november 2019 afmelden.

Vrijgestelde prestaties?
Doet u op dit moment geen aangifte omdat u alleen vrijgestelde prestaties verricht? Dan verandert er voor u niets. Het onderstaande overzicht is niet op u van toepassing.

Overzicht van de verschillen in grote lijnen
Per punt geven we hieronder de huidige regeling en de nieuwe:             

  • Huidige KOR:
    U trekt de BTW die u zelf hebt betaald af van de BTW die u hebt gerekend aan uw klanten. Is het bedrag dat overblijft minder dan € 1.883? Dan hoeft u maar een gedeelte of helemaal geen BTW af te dragen. Of u kunt een ontheffing van de administratieve verplichtingen krijgen.
    Nieuwe KOR vanaf 2020:
    De korting op de BTW vervalt. U kunt vanaf 2020 geen bedrag meer terugvragen. De ontheffing van de administratieve verplichtingen vervalt. De nieuwe KOR is een vrijstelling voor de BTW. Daarbij gaat het om de hoogte van de omzet. Die mag niet hoger zijn dan € 20.000.
  • Huidige KOR:
    Alleen natuurlijke personen of samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen kunnen gebruik maken van de KOR.
    Nieuwe KOR vanaf 2020:
    Ook rechtspersonen, zoals stichtingen, verenigingen en BV’s kunnen gebruik maken van de nieuwe KOR.
  • Huidige KOR:
    U doet nu BTW-aangifte
    Nieuwe KOR vanaf 2020:
    U doet geen aangifte meer.
  • Huidige KOR:
    U stuurt nu BTW-facturen
    Nieuwe KOR vanaf 2020:
    U stuurt geen BTW-facturen meer.
  • Huidige KOR:
    U rekent BTW aan uw klanten en u trekt de BTW af die u betaald hebt.
    Nieuwe KOR vanaf 2020:
    U rekent geen BTW meer aan uw klanten en u trekt de BTW die u betaalt ook niet meer af.

Aanmelden?
Als u vanaf 1 januari 2020 de nieuwe KOR wilt toepassen, moet uw aanmeldformulier uiterlijk 20 november 2019 bij de Belastingdienst binnen zijn. U kunt zich ook na 20 november nog aanmelden. De ingangsdatum schuift dan op naar het eerstvolgende tijdvak. Dat betekent dat u vanaf 1 april 2020 deelneemt.

Tip: Bent u starter, maakt u gebruik van de huidige kleineondernemersregeling, of verwacht u een omzet in 2020 van rond de € 20.000? We helpen u graag met bepalen of het verstandig is de nieuwe regeling toe te passen.