Het UWV noemt zes bedrijfseconomische redenen die grond kunnen zijn voor ontslag:

Slechte of slechter wordende financiële situatie
De werkgever moet de slechte of slechter wordende financiële situatie van de onderneming beschrijven en aangeven wat daar de achterliggende reden van is.

Werkvermindering
Bij deze reden ligt de focus op de feitelijke overbezetting van personeel als gevolg van werkvermindering. Voor de beoordeling is allereerst nodig dat de werkgever de oorzaak van de werkvermindering toelicht. Ook is het belangrijk te weten hoe de hoeveelheid werk en de personele bezetting zich over een ruime periode hebben ontwikkeld.

Organisatorische of technologische veranderingen
De werkgever zal hier aannemelijk moeten maken dat het treffen van maatregelen die leiden tot het structureel vervallen van arbeidsplaatsen (dat wil zeggen, bezien over een toekomstige periode van 26 weken) noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

Bedrijfsverhuizing
De beslissing om (een deel van) de onderneming te verhuizen is een bijzondere vorm van organisatorische veranderingen. De werkgever moet zijn beweegredenen uiteenzetten en aannemelijk maken dat deze beslissing ten dienste staat van een doelmatige bedrijfsvoering. De verhuizing van de onderneming of overheveling van alle activiteiten naar een andere vestiging leidt er toe dat de arbeidsplaats van de werknemer(s) op de te sluiten locatie komt te vervallen.

Beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming
Bij bedrijfsbeëindiging worden de activiteiten van de onderneming definitief beëindigd. Worden de activiteiten elders voortgezet, dan is geen sprake van beëindiging.

Vervallen van loonkostensubsidie
Als sprake is van het vervallen of verlagen van een voor een werknemer bestemde (en aldus persoonsgebonden) loonkostensubsidie, mag de werkgever deze werknemer voor ontslag voordragen (als herplaatsing in een andere functie niet mogelijk is). Als deze werknemer in feite hetzelfde (reguliere) werk verricht en even productief is als andere werknemers (waar geen loonkostensubsidie voor is verleend), zal het enkele feit dat voor een werknemer de loonkostensubsidie vervalt geen reden kunnen zijn voor het verlenen van toestemming.

Tip: U vindt de nieuwe uitvoeringsregels hier. Het is een document van 110 pagina’s.

U dient namelijk per 1 januari 2020 het nieuwe BTW-identificatienummer niet alleen op uw facturen te vermelden, maar ook op uw briefpapier en op uw website als u zaken doet met particulieren. 

Het kan raadzaam zijn om het nieuwe nummer door te geven aan zakelijke relaties, zoals uw boekhouder, vaste leveranciers en zakelijke klanten. Uiteraard moet het nummer ook tijdig ingevoerd worden in de software die u voor facturatie en administratie gebruikt. Doet u zaken met het buitenland of maakt u gebruik van de verleggingsregeling, dan gelden speciale aandachtspunten.

Er komt geen overgangsregeling. Daarom ontvangt u uw nieuwe nummer al dit najaar. Het nieuwe BTW-identificatienummer heet ook wel: btw-id.

Overigens blijft de Belastingdienst uw oude nummer nog wel gebruiken, in de ICT-systemen en in de communicatie met u. U hebt straks dus twee BTW-nummers: een intern nummer en een extern nummer.

Uw huidige BTW-nummer, het interne nummer dus, heet straks omzetbelastingnummer.

Zo zijn de privacybezwaren opgelost zonder dat de Belastingdienst de interne systemen helemaal moet omgooien. Bovendien is het BSN, dat in het interne BTW-nummer is verwerkt, ook bedoeld voor de communicatie tussen burger en overheid en voor de gegevensuitwisseling tussen overheidsorganen onderling, of tussen de overheid en andere, bij wet aangewezen partijen.

Tip: Graag zijn we u behulpzaam bij het tijdig doorvoeren van de vereiste aanpassingen.

Tarief
Het tarief van de vennootschapsbelasting op winsten vanaf 200.000 euro blijft 25 procent. Pas in 2021 daalt het naar 21,7 procent. Het lage tarief op winsten tot en met 200.000 euro daalt in 2020 wel naar 16,5 procent (nu 19 procent).

Aanpassing belastingrente
Vanaf 1 januari 2020 wordt bij de vennootschapsbelasting geen belastingrente in rekening gebracht als een ondernemer de aangifte indient voor de eerste dag van de zesde maand na het tijdvak waarover de belasting wordt geheven (dit is meestal 1 juni) en de ingediende aangifte juist is.

Aangekondigde maatregelen vennootschapsbelasting vanaf 2021
Het kabinet is van plan om nog drie maatregelen te nemen voor de vennootschapsbelasting. Deze maatregelen komen in het Belastingplan 2021.

  1. Verhoging van het tarief van de innovatiebox
    Als bedrijven winst maken met bepaalde vernieuwende activiteiten, hoeven zij over deze winst minder vennootschapsbelasting te betalen. Het tarief van deze innovatiebox is nu 7 procent. Vanaf 1 januari 2021 stijgt dit naar 9 procent.
  2. Liquidatie- en stakingsverlies minder vaak aftrekbaar
    Bedrijven kunnen verliezen lijden als een bedrijfsactiviteit in het buitenland of een dochteronderneming stopt. Ze mogen deze verliezen nu in veel gevallen aftrekken van de winst die zij in Nederland maken. Deze zogenoemde liquidatie- en stakingsverliesregeling wordt aangepast. De mogelijkheden voor bedrijven om deze verliezen af te trekken, worden beperkt.
  3. Geen korting meer als vennootschapsbelasting in één keer betaald wordt
    Bedrijven kunnen nu onder voorwaarden korting krijgen als zij de vennootschapsbelasting in één keer betalen. Vanaf 1 januari 2021 verdwijnt deze korting.

Tip: Een overzicht van de kabinetsplannen met het vennootschapsbelastingtarief vindt u hier.

De kantonrechter is het niet met hem eens. De wijzigingen in de functie zijn minimaal en ze vallen onder het instructierecht van de werkgever. Tijdens de procedure komt naar voren dat de werknemer heimelijk alle gesprekken opneemt, met de leidinggevende, met HR, met de CEO van het bedrijf, maar ook met collega’s.

Uiteindelijk start de werkgever een nieuwe procedure met een verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De werknemer vraagt in een tegenverzoek ook om ontbinding. Partijen verschillen van mening over de financiële aspecten rond de ontbinding.

De werkgever stelt dat de werknemer onder meer door het heimelijk maken van de geluidsopnames, zodanig (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Van een transitievergoeding en een billijke vergoeding zou daarom geen sprake moeten zijn.

De kantonrechter maakt hier korte metten mee. Het heimelijk opnemen van gesprekken (en het gebruiken van de opnames of transscripties daarvan in een procedure) is – los van de (on)wenselijkheid daarvan – niet strafbaar voor zover degene die opneemt ook zelf deelnemer is aan dat gesprek.

Voor het maken van deze opnames, in het licht van het tussen partijen ontstane conflict, heeft de rechter zelfs enig begrip. Niet gebleken is immers dat er andere dan zakelijke onderwerpen waren opgenomen. Ook heeft de werkgever onvoldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een ontoelaatbare inbreuk op de privacy van medewerkers.

De rechter ontbindt de arbeidsovereenkomst vanwege een duurzaam en ernstig verstoorde arbeidsrelatie. Hij kent wel een transitievergoeding toe, maar geen billijke vergoeding. De werkgever heeft niet ernstig verwijtbaar gehandeld, maar er naar vermogen alles aan gedaan om de arbeidsverhouding werkbaar te houden.

Let op: Een werknemer die van mening is dat er sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie mag van de kantonrechter zakelijke gesprekken met leidinggevenden en collega’s heimelijk opnemen.

Bijtelling van elektrische auto’s gaat omhoog
Als u een auto van de zaak ook privé gebruikt, betaalt u hierover belasting: de zogenaamde bijtelling. Vanaf 1 januari 2020 gaat de bijtelling voor volledig elektrische leaseauto’s stapsgewijs omhoog. In 2020 stijgt de bijtelling van 4 naar 8 procent over de catalogusprijs van de auto. Is de catalogusprijs hoger dan 45.000 euro? Dan geldt vanaf 45.000 euro een 22 procent-bijtelling. Nu is dit nog vanaf 50.000 euro. In de jaren erna gaat het bijtellingspercentage verder omhoog.

Let op: De bijtellingsregels voor een auto blijven van toepassing gedurende 60 maanden na de eerste dag van de maand volgend op de datum van eerste toelating. De nieuwe regels gelden dus voor auto’s die in 2020 op kenteken worden gezet.

Aanschafbelasting (bpm)
Kopers van een nieuwe elektrische auto hoeven op dit moment geen aanschafbelasting (bpm) te betalen. Dit voordeel wordt verlengd tot 2025.

Tip: Een helder overzicht van de kabinetsplannen voor de elektrische auto vindt u hier.

Vrije ruimte wordt groter
De werkgever mag onbelaste vergoedingen geven tot 1,2 procent van de loonsom, het loon van alle medewerkers samen. Deze vrije ruimte wordt per 2020 met 0,5 procentpunt verhoogd tot 1,7 procent. Dat geldt voor de eerste 400.000 euro van de loonsom. Voor het bedrag boven 400.000 euro blijft het huidige percentage van 1,2 procent gelden. Daarom levert deze wijziging vooral een voordeel voor het MKB op.

Hiermee wordt de vrije ruimte dus maximaal 2.000 euro hoger. Bij een loonsom van 400.000 euro mogen werkgevers in de nieuwe situatie 6.800 euro onbelast vergoeden. Nu is dat nog 4.800 euro.

Let op: Sommige vergoedingen gaan niet ten koste van de vrije ruimte. Werkgevers mogen deze dus altijd onbelast vergoeden. Dat blijft zo. Het gaat bijvoorbeeld om reiskosten, een telefoon of opleidingskosten. De Belastingdienst stelt voorwaarden aan vergoedingen om te bepalen of ze onder de gerichte vrijstellingen vallen.

Afrekening mag later
Veel werkgevers geven aan het einde van het jaar vergoedingen of geschenken aan hun werknemers. Bijvoorbeeld een kerstfeest op een externe locatie of kerstpakketten. De rekening hiervoor komt vaak pas aan het begin van het nieuwe jaar. Vergoedt of verstrekt u meer dan het bedrag van uw vrije ruimte? Dan betaalt u over dat gedeelte belasting. Voortaan mag u dit later afrekenen. Op dit moment mag dat uiterlijk bij de aangifte over het eerste aangiftetijdvak van het volgende kalenderjaar. Vanaf 2020 mag dat ook bij de aangifte over het tweede aangiftetijdvak.

Korting geven op producten uit eigen bedrijf
Werkgevers mogen werknemers 20 procent korting geven op producten uit het eigen bedrijf, met een maximum van 500 euro per jaar per werknemer. De Belastingdienst bepaalt de waarde van deze producten ingaande 2020 aan de hand van de gebruikelijke verkoop- of winkelwaarde, inclusief btw.

Tip: Een helder overzicht van de kabinetsplannen voor de werkkostenregeling vindt u hier.

Volgens werkgever heeft werknemer in de periode waarin hij aangaf volledig ziek en tot niets in staat te zijn, gewoon gewerkt door verschillende activiteiten te verrichten. De activiteiten staan opgesomd in de ontslagbrief. Het gaat om een lezing, een bijeenkomst, een gesprek met de gemeente, een huldiging en toespraak, twee lezingen in België en het geven van gastlessen.

Volgens de werknemer heeft hij deze activiteiten gemeld bij de bedrijfsarts. Ze waren bedoeld ter bevordering van zijn gezondheid en zijn herstel. Hij moest immers activiteiten ondernemen waar hij energie van kreeg. Van liegen en daarmee een dringende reden voor een ontslag op staande voet is dus geen sprake geweest.

De kantonrechter vindt dat de door werknemer ontplooide activiteiten wel degelijk vragen oproepen, zeker nu deze ook deels in België hebben plaatsgehad.

Werknemer komt echter met een e-mail van de bedrijfsarts, waarin deze vermeldt dat werknemer naar hem toe open is geweest over zijn ziekte en activiteiten en dat het pertinent onjuist is dat werknemer hem zou hebben voorgelogen. Werkgever plaatst vraagtekens bij deze e-mail. De afspraak waar deze mail uit zou voortvloeien, heeft immers volgens de arbodienst niet plaatsgevonden.

Dan weet de kantonrechter het ook niet meer. Het staat hiermee dus niet vast dat werknemer zich zieker heeft voorgedaan dan dat hij was en dus heeft gelogen over zijn gezondheidssituatie. De werkgever krijgt de opdracht dat alsnog te bewijzen.

Tip: Activiteiten van een volledig arbeidsongeschikte werknemer kunnen vragen oproepen. Voor ontslag op staande voet is nodig dat de werkgever deze vragen beantwoordt met hard bewijs.

De bevoegdheid om bij de kantonrechter zo’n verzoekschrift in te dienen vervalt drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Betekent de opzegging per 1 maart dat de overeenkomst op 28 februari eindigt, of op 1 maart? In dat laatste geval zou het verzoekschrift wel op tijd zijn ingediend.

Het Gerechtshof is van oordeel dat de werknemer redelijkerwijs heeft mogen begrijpen dat door het ontslag per 1 maart 2018 de arbeidsovereenkomst eindigde op 1 maart 2018. Per 1 maart betekent immers zoiets als Vanaf 1 maart of Met ingang van 1 maart.

Als de werkgever het dienstverband wilde laten eindigen op 28 februari 2018, dan had hij dat maar duidelijker moeten aangeven, bijvoorbeeld door in de opzeggingsbrief expliciet te vermelden dat daarmee de arbeidsverhouding zou eindigen op 28 februari 2018.

Dit betekent dat het verzoekschrift om toekenning van een transitievergoeding op tijd is ingediend.

Tip: Een ontslagen werknemer kan, als hij een hogere transitievergoeding wenst dan de werkgever wil betalen, binnen drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd een verzoekschrift indienen bij de rechter. Na drie maanden kan dat niet meer.

Hoe ziet het nieuwe systeem er uit?
Vermogen wordt onderverdeeld in spaargeld, overige bezittingen en schulden. Is het vermogen hoger dan een drempel van 30.846 euro per belastingplichtige, dan is het geheel belast. Het forfaitaire rendement op spaargeld wordt 0,09 procent, op overige bezittingen 5,33 procent en op schulden (min) 3,03 procent. Het zo bepaalde forfaitaire inkomen wordt opgeteld en verminderd met het heffingsvrije inkomen van 400 euro per belastingplichtige. Dan hebben we het belastbare inkomen box 3, dat wordt belast tegen een tarief van 33 procent.

Hoe ziet dit sommetje eruit als een alleenstaande een pand verhuurt?
Stel, een alleenstaande verhuurt een pand met een waarde van 250.000 euro en een schuld van  50.000 euro. Er is dan een vermogen van 200.000 euro. Dat is hoger dan de drempel van 30.846 euro. Dus het box 3 vermogen is 200.000. Het forfaitaire rendement over overige bezittingen bedraagt 5,33 procent, en dat over schulden 3,03 procent. Dat betekent een inkomen in box 3 van 11.810 euro.  Dat verminderen we met het heffingsvrije inkomen van (maximaal) 400 euro. Resteert een belastbaar inkomen box 3 van 11.410 euro. Dat wordt belast tegen 33 procent. De belasting box 3 is 3.765 euro.  

Hoe verhoudt zich dit tot de huidige belastingheffing?
Dezelfde alleenstaande verhuurt een pand met een waarde van 250.000 euro en een schuld van  50.000 euro. Er is dan een vermogen van 200.000 euro. Daar trekken we het heffingsvrije vermogen van 30.846 euro vanaf. Dan resteert een rendementsgrondslag van 169.154 euro. Bij deze grondslag hoort een forfaitair rendement van 5.376, dat wordt belast tegen 30 procent. De belasting box 3 is nu 1.612 euro. Dus: in het voorgestelde systeem betaalt deze alleenstaande ruim 2,3 maal zoveel belasting box 3.

Gelden de drempel en het heffingsvrije inkomen per belastingplichtige?
Jazeker. Bij een echtpaar gaat het dus om een drempel van 61.692 euro en een heffingsvrij inkomen van 800 euro.

Als ik mijn overige bezittingen op 31 december 2021 heb omgezet in spaargeld, bespaar ik box 3 belasting?
Dat klopt. Over 100.000 euro overige bezittingen betaalt u immers 1.626 euro belasting box 3 en over 100.000 euro spaargeld helemaal niets. Als u vervolgens na 1 januari uw spaargeld weer omzet in beter renderende beleggingen, pleegt u peildatumarbitrage. Het Ministerie van Financiën gaat nog een goede manier bedenken om deze peildatumarbitrage te voorkomen.

Let op: Het is nog geen 2022. Het voorstel zal ongetwijfeld nog gewijzigd en aangevuld worden. We houden u op de hoogte van de ontwikkelingen.

Hoe ziet het nieuwe systeem er uit?
Vermogen wordt onderverdeeld in spaargeld, overige bezittingen en schulden. Is het vermogen hoger dan een drempel van 30.846 euro per belastingplichtige, dan is het geheel belast. Het forfaitaire rendement op spaargeld wordt 0,09 procent, op overige bezittingen 5,33 procent en op schulden (min) 3,03 procent. Het zo bepaalde forfaitaire inkomen wordt opgeteld en verminderd met het heffingsvrije inkomen van 400 euro per belastingplichtige. Dan hebben we het belastbare inkomen box 3, dat wordt belast tegen een tarief van 33 procent.

Hoe ziet dit sommetje eruit bij 440.000 spaargeld van een alleenstaande ?
Er is een vermogen van 440.000 euro spaargeld. Dat is hoger dan de drempel van 30.846 euro. Dus het box 3 vermogen is 440.000. Het forfaitaire rendement over spaargeld bedraagt 0,09 procent, dat betekent een inkomen in box 3 van 396 euro. Dat verminderen we met het heffingsvrije inkomen van (maximaal) 400 euro. Resteert een belastbaar inkomen box 3 van 0 euro.  

Hoe verhoudt zich dit tot de huidige belastingheffing?
Dezelfde alleenstaande heeft 440.000 spaargeld. Daar trekken we nu het heffingsvrije vermogen van 30.846 euro vanaf. Dan resteert een rendementsgrondslag van 409.154 euro. Bij deze grondslag hoort nu een forfaitair rendement van 15.504 euro, dat wordt belast tegen 30 procent. De belasting box 3 is nu 4.651 euro. Dus: in het voorgestelde systeem bespaart deze alleenstaande 4.651 euro.

Geldt het bedrag van 440.000 euro per belastingplichtige?
Jazeker. Bij een echtpaar gaat het dus om in totaal 880.000 euro spaargeld.

Zit er een addertje onder het gras?
Het Ministerie van Financiën heeft berekend dat het nieuwe systeem budgetneutraal uitpakt als het tarief van nu 30 procent wordt verhoogd naar 33 procent. Daarbij is al rekening gehouden met een heffingsvrij inkomen van 400 euro per belastingplichtige. Mensen die hun vermogen belegd hebben in overige bezittingen en dat gefinancierd hebben met schulden, gaan meer betalen dan nu. Zij financieren de hoge vrijstelling voor spaargelden.

Let op: Het is nog geen 2022. Het voorstel zal ongetwijfeld nog gewijzigd en aangevuld worden. Zo gaat het Ministerie van Financiën nog een goede manier bedenken om zogenaamde peildatumarbitrage te voorkomen. Wat is dat? Het ligt voor de hand om overige bezittingen (forfaitair rendement 5,33 procent) vlak voor de peildatum om te zetten in spaargeld (forfaitair rendement 0,09 procent), en dat vlak na de peildatum weer te wijzigen. We houden u op de hoogte van de ontwikkelingen.