Werkgeversportaal
Op het werkgeversportaal regelt u de volgende zaken online:

  • Melden en inzien verzuimgegevens Ziektewet en WAZO
  • Inzien uitkeringsgegevens Ziektewet en WAZO
  • Inzien financiële gegevens voor eigenrisicodragers WGA en WW
  • Inzien re-integratiegegevens voor eigenrisicodragers WW
  • Aanleveren en inzien re-integratiegegevens WIA
  • Indienen ontslagaanvraag
  • Banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten
  • Controle eigenrisicodragers
  • Bezwaar maken

Gebruik eHerkenning verplicht
Vanaf 1 november 2019 is eHerkenning nog de enige manier om in te loggen op het werkgeversportaal. U kunt eHerkenning aanvragen voor het werkgeversportaal. Dat doet u bij een door de overheid erkende leverancier. Deze leveranciers voldoen aan de eisen van de Rijksoverheid en alleen zij mogen eHerkenning leveren. De rijksoverheid kiest ervoor de kosten van eHerkenning door de gebruikers van het systeem te laten betalen. Op eHerkenning.nl leest u hier meer over. De prijs verschilt per leverancier. Bekijk het leveranciersoverzicht om een kosteninschatting te maken. Heeft u de aanvraag compleet ingediend? Dan duurt het 1 tot 5 werkdagen voordat u eHerkenning krijgt. Voor meer informatie over de aanvraag kunt u terecht bij uw leverancier.

Machtigingen en rechten opnieuw aanvragen
Bij de aanvraag van eHerkenning moet u uw machtigingen en rechten voor diensten voor het werkgeversportaal ook opnieuw aanvragen. Dit doet u via uw leverancier van eHerkenning. Vanaf het moment dat u start met eHerkenning beheert UWV die machtigingen en rechten namelijk niet meer. Uw leverancier doet dit nu. Dit geldt dus voor alle machtigingen en rechten voor alle medewerkers binnen uw organisatie die gebruik maken van het werkgeversportaal. Ook machtigingen voor externe partijen (bijvoorbeeld intermediairs) vraagt u opnieuw aan bij uw leverancier.

Tip: Alle medewerkers die het werkgeversportaal gebruiken, hebben eHerkenning nodig. Zij moeten eHerkenning aanvragen samen met de persoon die binnen uw organisatie eHerkenning beheert. Alleen hij kan namelijk andere medewerkers machtigen. eHerkenning is persoonsgebonden en kan niet worden overgedragen of gedeeld met een collega.

Opsporingsinstanties en toezichthouders kunnen straks bij intermediairs gegevens vorderen van de houders van effectenrekeningen voor de bestrijding van belastingontduiking, witwassen, de financiering van terrorisme of andere vormen van financieel-economische criminaliteit. Voor het openen van een effectenrekening is immers identificatie van de aandeelhouder vereist.

Aandelen aan toonder die nog niet giraal werden verhandeld, worden uiterlijk op 1 januari 2020 omgezet in aandelen op naam. Aandeelhouders die thuis nog dergelijke aandelen hebben, kunnen deze tot 1 januari 2021 inleveren bij de vennootschap en zich laten registreren als aandeelhouder. Tot dat moment kunnen ze de aan een toonderaandeel verbonden rechten niet uitoefenen. Het gaat daarbij om alle rechten, zoals stemrecht, dividendrecht en voorkeursrecht bij de uitgifte van nieuwe aandelen.

Let op: Hebt u thuis nog toonderaandelen, lever deze dan tijdig in bij de uitgevende vennootschap en laat u registreren als aandeelhouder. Zo behoudt u uw aandeelhoudersrechten.

Tijdig aanvragen
Uw aanvraag dient u in na afloop van de begeleiding. Voor het school-, studiejaar 2018/2019 kunt u een aanvraag indienen van 2 juni 2019 09.00 uur tot en met 16 september 2019 tot uiterlijk 16.59 uur.

Administratie
Als werkgever dient u tijdens de begeleiding van een leerling, deelnemer of student de gevraagde administratie zelf bij te houden, te bewaren en op verzoek te verstrekken. RVO.nl controleert of de werkgever aan alle voorwaarden voldoet.

De werkgever van een vmbo-leerling, mbo-bbl-deelnemer of een hbo-student moet in de administratie de volgende stukken hebben:

  • een (praktijkleer)overeenkomst die door alle noodzakelijke partijen is getekend en waaruit onder andere blijkt hoe de begeleiding heeft plaatsgevonden en welk deel van de leerdoelen/kwaliteiten/kwalificaties in de beroepsvorming bij de werkgever zijn behaald;
  • een aanwezigheidsregistratie van de deelnemer bij de beroepspraktijkvorming. Dit kan bijvoorbeeld een uitdraai uit het digitaal tijdschrijfsysteem zijn, een presentielijst, of een geldig arbeidscontract samen met een verzuimregistratie, zolang deze de aanwezigheid van de deelnemer in voldoende mate aantoont. De aanwezigheidsuren op school gelden niet als bewijs;
  • een administratie waaruit blijkt dat begeleiding heeft plaatsgevonden (de voortgang van de beroepsvorming) en de wijze waarop het deel van de leerdoelen/kwaliteiten/kwalificaties met betrekking tot de beroepsvorming is behaald. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van een (BPV-)werkboek van de deelnemer, gemaakte opdrachten in het kader van de opleiding of tussentijdse gespreks-, beoordelings- en evaluatieverslagen.

Ziekte of verzuim geen onderdeel begeleide weken
Alleen een week waarin daadwerkelijk begeleiding is gegeven telt mee, ongeacht het aantal dagen waarop begeleiding plaatsvond. Een week waarin om welke reden dan ook geen begeleiding heeft plaatsgevonden, (bijvoorbeeld door ziekte, verlof of vorstverlet) kunt u niet opvoeren in de aanvraag. Wanneer u deze weken wel meetelt als begeleide weken, kan dit leiden tot een korting in de uitbetaling of eventueel een terugvordering.

Geen standaardformaat
De RVO.nl legt geen voorschriften op over hoe u de administratie precies voert. Reden hiervoor is dat de regeling verschillende sectoren betreft en RVO.nl de werkgever niet wil verplichten om in een bepaald format te werken. Dit om de administratieve lasten beperkt te houden.

Bewaarplicht
De werkgever heeft een bewaarplicht van de relevante documenten gedurende 5 jaar na het studiejaar waarvoor subsidie is verstrekt.

Controle
Na verstrekking van de subsidie voert RVO.nl steekproefsgewijs controles uit om te zien of de noodzakelijke administratie aanwezig is. Ook controleert RVO.nl of de aangevraagde weken/maanden begeleiding is geboden. De bewijslast ligt bij de werkgever. Deze moet per deelnemer de administratie kunnen tonen, wanneer RVO.nl hierom vraagt. Indien blijkt dat niet aan de voorwaarden van de regeling is voldaan vordert RVO.nl de ten onrechte uitbetaalde subsidie terug.

Tip: Bekijk eerst de tips voor aanvragers.

Een particulier gaf in zijn IB-aangifte een inkomen uit sparen en beleggen aan van € 2.987 (4% van € 74.675). Over 2014 had hij € 1.911 aan rente ontvangen. Daarover was hij € 896 (47%) aan box 3-heffing verschuldigd. Hij was van mening dat deze vermogensrendementsheffing op spaarsaldi, op het niveau van de regelgeving, naar haar aard in strijd is met artikel 1 Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: artikel 1 EP). Die heffing staat immers niet meer in een redelijke, proportionele verhouding tot het werkelijke rendement op spaarsaldi en het stelsel staat geen enkele vorm van tegenbewijs en geen verrekening met eerder geheven bedragen toe. Dit bezwaar is geselecteerd om als massaal bezwaar te worden uitgeprocedeerd.

De hoogste rechter geeft aan dat de Nederlandse wetgever bij de vaststelling van het forfaitaire rendementspercentage op vier procent aansluiting heeft gezocht bij de rendementen die belastingplichtigen in de praktijk, indien dit over een langere periode wordt bezien, gemiddeld zouden moeten kunnen behalen zonder dat zij daar (veel) risico voor hoeven te nemen.

Volgens de rechter kan het forfaitair heffen van inkomstenbelasting over de inkomsten uit sparen en beleggen echter voor een bepaald jaar op stelselniveau in strijd komen met artikel 1 EP indien komt vast te staan dat veronderstelde rendement van vier procent voor particuliere beleggers niet meer haalbaar is en belastingplichtigen, mede gelet op het toepasselijke tarief, worden geconfronteerd met een buitensporig zware last.

De hoogste rechter oordeelt dat voor de jaren 2013 en 2014 het veronderstelde rendement van vier procent niet meer haalbaar was voor belastingplichtigen zonder daar (veel) risico voor te hoeven nemen. Dan komt de vraag of dan ook sprake is van een buitensporig zware last. Daarvan is volgens de hoogste rechter sprake als het nominaal zonder (veel) risico’s gemiddeld haalbare rendement voor de jaren 2013 en 2014 lager is dan 1,2 procent.  Als dat het geval is, kan de rechter dat echter niet oplossen zonder op stelselniveau keuzes te maken. En die keuzes zijn aan de wetgever.

Let op: De rechter kan dus op stelselniveau niet ingrijpen. Dat is jammer voor de deelnemers aan de massaal bezwaarprocedures. Maar volgens de hoogste rechter kan de rechter wel oordelen over een individuele belastingplichtige die in strijd met artikel 1 EP wordt geconfronteerd met een individuele en buitensporige last.

Volgens de ondernemer gaat het om een vrijwilligersvergoeding zoals bedoeld in de Wet op de Loonbelasting. De Belastingdienst stelt dat de aftrek van een vergoeding lager dan € 5.000 aan de meewerkende partner op basis van de Wet op de Inkomstenbelasting niet aftrekbaar is van de winst.

De rechtbank geeft de Belastingdienst gelijk en overweegt dat daarbij niet van belang is of de vergoeding een vrijwilligersvergoeding is. Dat kan hoogstens relevant zijn voor de belastingheffing bij de partner.

Let op: De fiscale wetgeving bevat diverse mogelijkheden voor een fiscaal gunstige beloning van de meewerkende partner. We geven u graag advies.

Huidige regeling
De werkgever betaalt de transitievergoeding bij ontslag, behalve als de arbeidsovereenkomst korter heeft geduurd dan twee jaar of als de medewerker zelf vertrekt. De vergoeding wordt bepaald aan de hand van de volledig gewerkte halve jaren. De eerste 10 jaar tellen elk mee voor een derde van een bruto maandsalaris, elk volgend jaar telt voor de helft van een bruto maandsalaris.

Nieuwe regeling
Straks heeft in principe iedere medewerker bij ontslag recht op een transitievergoeding, ook oproepkrachten of werknemers die in de proeftijd worden opgezegd. De tweejaarstermijn vervalt immers. Ook de berekeningswijze verandert. De vergoeding wordt berekend op basis van de dagen die de arbeidsovereenkomst heeft geduurd. Daarbij tellen alle jaren voor een derde bruto maandsalaris. De opslag voor dienstjaren boven tien 10 jaar vervalt.

Voorbeeld 1
Pieter werkt 7 jaar en 4 maanden bij zijn werkgever als hij wordt ontslagen. Hij verdient bruto € 3.600 per maand. Nu ontvangt hij  € 8.400. Hij werkt immers zeven volledige jaren en ontvangt per jaar een derde van zijn bruto maandsalaris. Straks ontvangt hij € 400 meer omdat ook de laatste vier maanden meetellen.

Voorbeeld 2
Francien werkt 12 jaar bij haar werkgever als ze wordt ontslagen. Ze verdient bruto € 3.000 per maand. Nu ontvangt ze € 13.000. Ze werkt immers 12 volledige jaren en ontvangt dus 10 maal een derde en 2 maal een half maandsalaris. Straks ontvangt ze slechts € 12.000, 12 maal een derde maandsalaris.

Tip: Aan de hand van de rekenvoorbeelden kunt u snel de transitievergoeding bij ontslag na 1 januari 2020 berekenen. Een ontslag heeft uiteraard meer financiële gevolgen. Desgewenst brengen we die graag voor u in kaart.

De rechter stelt de Belastingdienst in het gelijk. Waarom? De onderneming van de VOF wordt feitelijk gedreven door een andere vennoot. Alleen deze vennoot is volgens het VOF-contract bevoegd om voor de VOF te handelen en samenwerkingsverbanden met derden aan te gaan. Hij is degene die met de opdrachtgevers vervoersovereenkomsten met prijsafspraken sluit. Het postbedrijf schrijft uitsluitend aan deze vennoot voor hoe de post bezorgd moet worden en bovendien dat hij de andere vennoten moet controleren. De conclusie luidt dat de postbezorger in dienst is van de andere vennoot en dat hij loon geniet in plaats van winst uit onderneming.

Tip: In de rechtspraak zien we ook VOF-constructies waarbij wel degelijk sprake is van ondernemerschap en zelfstandigheid. Het gaat om details in de juridische en feitelijke invulling.

Ontslag wordt soms eenvoudiger
Aan de gronden voor ontslag wordt de zogenaamde cumulatiegrond toegevoegd. Deze is bedoeld voor een samenloop van redenen voor ontslag die op zichzelf als grond onvoldoende zouden zijn of onvoldoende onderbouwd zijn in het ontslagdossier. Straks kan zo’n combinatie van factoren tot de conclusie leiden dat de werkgever het dienstverband mag verbreken.

Ontslag wordt dan wel duurder
De rechter kan bij een beroep op de cumulatiegrond de werknemer naast de transitievergoeding een extra vergoeding toekennen van maximaal 50% van de transitievergoeding.

Oproepkrachten beter beschermd
De werkgever moet elke oproepkracht na twaalf maanden een aanbod doen om een vast aantal uren te komen werken. Dat vaste aantal uren wordt bepaald door het gemiddelde aantal uren dat de oproepkracht in die twaalf maanden heeft gewerkt. Als de werkgever dit aanbod niet doet, kan de oproepkracht het loon claimen dat hoort bij het vaste aantal uren dat de werkgever had moeten aanbieden. Ook moeten oproepkrachten straks minimaal vier dagen van tevoren schriftelijk worden opgeroepen.

Payrollwerknemers beter af
Voor payrollwerknemers gelden ingaande 2020 de gewone ontslagregels en dezelfde arbeidsvoorwaarden als die van werknemers die rechtstreeks in dienst zijn van de inlenende werkgever.

Tip: Werkt u met tijdelijke contracten en/of met oproepkrachten. Maak dan tijdig een inventarisatie. De nieuwe ketenregeling voor tijdelijke contracten gaat namelijk gelden voor alle tijdelijke contracten die eindigen op of na 1 januari 2020. Als een oproepkracht op 1 januari 2020 al twaalf maanden of langer voor u werkzaam is, moet u voor 1 februari 2020 een aanbod doen voor een vast aantal uren.

Overbrengen van ondernemingsvermogen naar privé gaat niet zomaar. De ondernemer moet aannemelijk maken dat er sprake is van een bijzondere omstandigheid, in dit geval een zodanige wijziging in gebruik, dat de auto niet langer tot het ondernemingsvermogen kan worden gerekend maar moet worden overgebracht naar het privévermogen. Daarin slaagt de ondernemer niet. Er is geen rittenadministratie of ander hard bewijs van een wijziging in het feitelijke gebruik van de auto. De auto kan volgens de rechter ook na december nog zakelijk zijn gebruikt.

De rechter komt tot de conclusie dat de auto tot het moment van inruil tot het ondernemingsvermogen is blijven behoren. De Belastingdienst heeft het boekverlies terecht gecorrigeerd. Bovendien moet de bijtelling privégebruik auto worden toegepast.

Tip: Gebruikt u als ondernemer nieuw aangeschafte zaken zowel zakelijk als privé, dan is sprake van keuzevermogen. Staat uw keuze eenmaal vast, dan kunt u deze alleen herzien wegens bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld een ingrijpende functiewijziging. Het is dan aan u om die wijziging aannemelijk te maken.

De rechter vindt dat het gedrag van de medewerkster inderdaad een dringende reden oplevert om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen.

In het huishoudelijk reglement is bepaald dat de kaart strikt persoonlijk is en uitsluitend dient te worden gebruikt tijdens een aankoop van de pashouder. Bovendien gebruikt de bouwmarkt de gegevens die uit het scannen van de klantenpassen worden verkregen voor commerciële doeleinden. Deze gegevens worden onbetrouwbaar door de handelwijze van de medewerkster.

Haar stelling dat ze het deed om het beoogde percentage gescande klantenpassen te halen, kan ze niet hard maken. Bovendien verklaart die stelling niet waarom ze vervolgens de op deze wijze verkregen voordeelcoupons heeft gebruikt.

Doordat de werkneemster bewust voordeelcoupons heeft gebruikt die niet aan haar toekwamen heeft zij haar werkgever benadeeld, hetgeen als fraude valt te bestempelen. De werkgever voert, zoals expliciet blijkt uit het huishoudelijk reglement, ter zake van fraude een zero-tolerance beleid: ‘Bij diefstal en/of fraude door de werknemer volgt onherroepelijk ontslag op staande voet’. De rechter stelt vast dat de werkneemster op de hoogte was van dit beleid.

De rechter gaat niet mee in de stelling van de medewerkster dat de bouwmarkt na haar mededeling dat zij zwanger was, heeft gezocht naar een reden om haar te ontslaan. Vast staat dat ze heeft gefraudeerd, ook al was het voor een klein bedrag. De medewerkster is zwanger en heeft nu wellicht inderdaad minder kansen op de arbeidsmarkt, maar dat belang weegt niet op tegen het belang van de bouwmarkt om iedere vorm van fraude tegen te gaan door middel van het zero-tolerance beleid.

Tip: Ook fraude voor een klein bedrag kan een dringende reden voor ontslag opleveren, mits er een gerechtvaardigd en duidelijk zero-tolerance beleid is.