In het document vindt u wie in aanmerking komt, wat het doel is, welk middel de regeling toepast, wie de regeling uitvoert en wat de voorwaarden zijn.

Tip: Download het overzicht hier.

Rechtsvraag
Het gaat om bezwaarschriften waarin de volgende rechtsvraag aan de orde is.

Is de vermogensrendementsheffing in het belastingjaar 2019, uitgaande van de forfaitaire elementen van het stelsel, in onderlinge samenhang en met inachtneming van het heffingsvrije vermogen en het belastingtarief van 30%, op regelniveau in strijd met:

  • artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM); of
  • het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM?

Bezwaarschrift vereist
Belastingplichtigen die het oneens zijn met de vermogensrendementsheffing in het belastingjaar 2019 en willen deelnemen aan de massaal bezwaarprocedure 2019 moeten individueel en tijdig bezwaar maken tegen de aanslag inkomstenbelasting 2019.

Uitzonderingen
Als in uw bezwaarschrift ook andere geschilpunten naar voren komen, dan doet de inspecteur het bezwaar op die punten individueel af. De aanslag inkomstenbelasting wordt achteraf herzien op het punt van de rechtsvraag als de Belastingdienst daarop niet geheel in het gelijk wordt gesteld.

Bevat uw bezwaarschrift alleen het standpunt dat de vermogensrendementsheffing een individuele buitensporige last vormt die in strijd is met het EVRM, dan kan het bezwaarschrift niet meelopen in de massaal bezwaarprocedure.

Neemt u zowel het standpunt in dat de vermogensrendementsheffing op regelniveau in strijd is met het EVRM (de rechtsvraag) als ook op individueel niveau, dan wordt het bezwaarschrift gesplitst in een deel dat wel en een deel dat niet meeloopt in de massaal bezwaarprocedure. Voor zover het bezwaarschrift het standpunt behelst dat de vermogensrendementsheffing op individueel niveau in strijd is met het EVRM, wordt het behandeld als een individueel bezwaar. De aanslag inkomstenbelasting wordt herzien op het punt van de rechtsvraag als de Belastingdienst daarop niet geheel in het gelijk wordt gesteld.

Tip: Bezwaarschriften tegen de vermogensrendementsheffing in de jaren voor 2019 waren al  aangewezen als massaal bezwaar. Over de periode 2013-2016 heeft de Belastingdienst deze procedures verloren. Het wachten is nog op een vorm van compensatie voor gedupeerden. Daarover neemt het kabinet dit najaar een standpunt in. Dat is vanwege de coronacrisis uitgesteld.

Auto te vies
De stratenmaker is van mening dat de auto door aard of inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor vervoer van goederen. De auto is te vies en stoffig voor vervoer van personen en daarom kan van privégebruik geen sprake zijn.

Oordeel rechter
De rechter is het helaas met de Belastingdienst eens. Een dergelijke bestelauto is geschikt voor zowel goederen- als personen- en privévervoer. Uit foto’s blijkt niet dat het interieur zodanig vervuild (of anderszins ongeschikt) is dat de auto niet geschikt is voor het vervoer van personen. Daar komt bij dat de auto beschikt over bijrijdersstoelen naast de bestuurderszitplaats. De stratenmaker kan zelfstandig materialen en gereedschappen in- en uit- de auto/aanhanger tillen. Dit betekent dat voor de werkzaamheden geen plaats nodig is voor een bijrijder.

Er is dus geen sprake van een auto die door aard of inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor vervoer van goederen. Nu de stratenmaker geen kilometeradministratie heeft bijgehouden en ook niet op een andere manier overtuigend aantoont dat van privégebruik geen sprake is, blijft de navorderingsaanslag met boete in stand.

Tip: Een sluitende kilometeradministratie bijhouden is een flinke administratieve last. Maar te lichtvaardig aannemen dat uw bestelauto niet geschikt is voor privé- of personenvervoer, kan u duur komen te staan.

De KKC is een aanvullende maatregel om ondernemers te ondersteunen vanwege de economische gevolgen van het coronavirus. De regeling wordt nu uitgewerkt en moet goedgekeurd worden door de Europese Commissie.

Kleine Kredieten Corona
Onder de KKC-regeling kunnen ondernemers een lening aanvragen van minimaal € 10.000 en maximaal € 50.000. De looptijd is maximaal 5 jaar en de rente bedraagt maximaal 4%. Daarnaast betalen ondernemers aan de staat een eenmalige premie van 2% als vergoeding. De regeling staat open voor ondernemers met een omzet vanaf € 50.000 die voor de coronacrisis voldoende winstgevend waren en die zijn ingeschreven in de KvK sinds 1 januari 2019.

Rabobank, ABN AMRO, ING, de Volksbank en Triodos hebben al toegezegd leningen via de regeling aan te bieden. Andere financiers die geaccrediteerd zijn voor de BMKB-C mogen de regeling ook aanbieden. Overige financiers kunnen zich daarvoor bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) laten accrediteren.

Kleine ondernemers
Het – in verhouding tot de handelingskosten – relatief kleine bedrag waar deze ondernemingen naar op zoek zijn, zorgt ervoor dat ze doorgaans moeilijk aan financiering komen. Daarbij komt dat het risico voor financiers dat een lening niet wordt terugbetaald door de coronacrisis relatief hoog is. Nu de overheid voor 95% garant staat, kan een grotere groep ondernemers aan financiering worden geholpen. Bovendien kan het kredietbeoordelingsproces omwille van de snelheid grotendeels automatisch plaatsvinden.

Het feit dat de financiers 5% van het risico blijven dragen, zorgt tegelijkertijd voor een zorgvuldige risicobeoordeling, zodat de leningen worden verstrekt aan in de kern gezonde bedrijven met voldoende terugbetaalcapaciteit. De banken hebben onder meer aangegeven zich te houden aan de Gedragscode Kleinzakelijke kredietverlening.

Vanaf wanneer kunnen ondernemers een aanvraag doen?
De komende dagen wordt de regeling verder uitgewerkt. Na akkoord van de Europese Commissie hebben financiers nog enige tijd nodig voordat zij aanvragen van ondernemers te kunnen ontvangen. Het streven is om de regeling vanaf half mei beschikbaar te hebben.

1. Verlaging van het gebruikelijk loon bij omzetdaling
Omdat er door de coronacrisis veel omzetverlies is, mogen DGA’s tijdelijk van een lager loon uitgaan, in verhouding tot de omzetdaling van het bedrijf. De vormgeving hiervan zal vergelijkbaar zijn met de regeling die tijdens de kredietcrisis in 2009 is getroffen. Dit betekent een voordeel van € 6.200 voor een gemiddelde ondernemer. Naar verwachting zullen rond de 135.000 ondernemers hiervan gebruik maken.

2. Maatregel voor zzp’ers: versoepeling urencriterium
Ondernemers voor de inkomstenbelasting hebben recht op verschillende soorten ondernemersaftrek. De bekendste is waarschijnlijk de zelfstandigenaftrek. Voorwaarde is dat de ondernemer ten minste 1225 uur per jaar aan zijn onderneming besteedt. Om te voorkomen dat ondernemers het recht op de aftrek verliezen, zal de Belastingdienst er van 1 maart 2020 t/m 31 mei 2020 van uitgaan dat deze ondernemers ten minste 24 uren per week aan de onderneming hebben besteed, ook als ze die uren niet daadwerkelijk hebben besteed. Voor ondernemers die sterk seizoensafhankelijk werken, zoals in de horeca of festivalbranche, wordt ook geregeld dat ze onder de versoepeling vallen. Gemiddeld gaat dit om een voordeel van 1.800 euro. Circa 40.000 ondernemers hebben profijt van deze maatregel.

3. Werkkostenregeling
Via de werkkostenregeling kunnen werkgevers onbelaste vergoedingen aan werknemers geven. De vrije ruimte die werkgevers hebben om deze onbelaste vergoedingen te geven wordt eenmalig verhoogd van 1,7% naar 3% voor de eerste € 400.000 van de loonsom per werkgever. Werkgevers die daar ruimte voor hebben, kunnen hun werknemers in deze moeilijke tijd extra tegemoet te komen, bijvoorbeeld door het verstrekken van een bloemetje of een cadeaubon.

4. Fiscale coronareserve in de vennootschapsbelasting
Om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk geld bij de bedrijven blijft, wordt het mogelijk om verliezen die BV’s dit jaar naar verwachting lijden, alvast in aanmerking te nemen bij het bepalen van de winst van 2019. Normaal kan dit verrekenen pas plaatsvinden bij het doen van de aangifte vennootschapsbelasting 2020, wat niet eerder dan begin 2021 of later zal zijn. Het kabinet vindt het onwenselijk als bedrijven zo lang moeten wachten op die mogelijkheid. Daarom wordt het mogelijk om voor de vennootschapsbelasting het verwachte verlies door de coronacrisis voor het jaar 2020 als fiscale coronareserve ten laste van de winst van het jaar 2019 te brengen. Hierbij geldt dat deze coronareserve niet hoger mag zijn dan de winst van 2019. Gemiddeld ontvangt een BV daardoor € 25.000 al in 2020 in plaats van in 2021. Naar verwachting hebben circa 125.000 BV’s profijt van deze maatregel.

5. Uitstel inwerkingtreding wetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap
Het wetsvoorstel ‘Wet excessief lenen bij eigen vennootschap’, dat als doel heeft om fiscaal gedreven belastinguitstel door dga’s te ontmoedigen, wordt een jaar uitgesteld tot 1 januari 2023. Dga’s hebben zo meer tijd, tot eind 2023, om zich voor te bereiden en schulden aan de eigen vennootschap die hoger zijn dan € 500.000 (exclusief eigenwoningschulden) af te lossen. Circa 11.000 ondernemers hebben profijt van deze maatregel.

6. Betaalpauze voor hypotheekverplichtingen
Kredietverstrekkers zoals banken willen klanten de mogelijkheid bieden een betaalpauze van rente en aflossing aan te gaan voor maximaal zes maanden, als zij tijdens de coronacrisis tijdelijk niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Voor hypotheken waarvoor een fiscale aflossingsverplichting geldt, moet dit volgens de huidige fiscale regels bij een pauze in 2020, uiterlijk in 2021 worden terugbetaald. Een nieuw beleidsbesluit regelt twee zaken: ten eerste hoeft de aflossingsachterstand niet uiterlijk 31 december 2021 te worden betaald, maar kan deze (direct) worden uitgesmeerd over de resterende looptijd (van maximaal 360 maanden). Ten tweede kan een klant in plaats hiervan kiezen om zijn resterende lening te splitsen. Hierdoor hoeft de maximaal zes maanden achterstand niet per definitie te worden uitgesmeerd over de resterende looptijd, maar kan dit ook apart binnen bijvoorbeeld vijf jaar worden afbetaald. De overheid biedt hiermee meer mogelijkheden tot maatwerk. Naar verwachting kunnen 60.000 hypotheekhouders hier gebruik van maken.

Anders dan bij de overige getroffen sectoren, geldt voor zorgondernemingen dat zij ook tegemoetkomingen (kunnen) ontvangen van zorginkopers (zoals zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten), om het omzetverlies als gevolg van de coronamaatregelen te compenseren.

Daarom komen gedupeerde zorgondernemingen alleen in aanmerking voor de TOGS als zij na aftrek van de tegemoetkoming van zorginkopers, én na gebruik van andere door de overheid beschikbaar gestelde corona-steunmaatregelen, verwachten in de periode van 16 maart 2020 tot en met 15 juni 2020 ten minste € 4.000 aan omzetverlies te lijden en ten minste € 4.000 aan vaste lasten te hebben. Zij moeten hierover bij de aanvraag een verklaring indienen.

Controle
Bij een controle achteraf kan de minister de gedupeerde zorgonderneming vragen om bewijsstukken waaruit dit blijkt. Voorbeelden zijn een kopie van de omzetgegevens uit de boekhouding of de aangifte van de omzetbelasting over 2019 of 2020 en een kopie van de stukken uit de boekhouding van 2020 met vermelding van de tegemoetkomingen die de zorgonderneming heeft ontvangen van de zorginkopers.

SBI-code 47.74.2: alleen thuiszorgwinkels
Ook thuiszorgwinkels vallen onder het begrip gedupeerde zorgondernemingen. Thuiszorgwinkels vallen onder de SBI-code 47.74.2. Onder deze SBI-code vallen ook andere ondernemingen. Om ervoor te zorgen dat binnen deze SBI-code alleen ondernemers met een thuiszorgwinkel een aanvraag kunnen doen, is een nadere specificatie opgenomen, dat alleen ondernemingen uit deze SBI-code die een thuiszorgwinkel zijn in aanmerking komen. De aanvrager die in deze SBI-code valt, moet bij aanvraag verklaren dat de onderneming een thuiszorgwinkel is.

Hoofdregel
De rechter in hoger beroep komt eraan te pas.

Deze formuleert als hoofdregel dat de raadsvergoeding in beginsel resultaat uit overige werkzaamheden is, waarop de daarop betrekking hebbende kosten in mindering kunnen worden gebracht.

Uitzondering: opting-in
Het raadslid en de gemeente kunnen er voor kiezen de arbeidsverhouding als een aan de heffing van loonbelasting onderworpen dienstbetrekking aan te merken (opting-in regeling). In dat geval is aftrek van kosten niet toegestaan, ook niet achteraf via de inkomstenbelasting. Voor opting-in is een melding aan de Belastingdienst nodig in de vorm van een gezamenlijke verklaring van raadslid en gemeente, voorafgaand aan de eerste beoogde inhouding van loonbelasting.

Nieuwe periode
Uit de wettelijke regeling vloeit voort dat opting-in slechts geldt voor een aaneengesloten periode van dezelfde arbeidsverhouding. Bij beëindiging van een arbeidsverhouding als raadslid welke na enige maanden wordt gevolgd door een vergelijkbare arbeidsverhouding met dezelfde opdrachtgever, zoals hier aan de orde, ontstaat een nieuwe arbeidsverhouding. De eerder gemaakte keuze loopt dan niet automatisch door. Voor de nieuwe arbeidsverhouding moeten partijen door middel van een gezamenlijke verklaring een nieuwe keuze aan de Belastingdienst kenbaar maken. Dat is niet gebeurd. Het raadslid kan de kosten in aftrek brengen.

Tip: Regels die een uitzondering op een hoofdregel vormen, kennen vaak extra formaliteiten. Als de hoofdregel voor de belastingplichtige gunstiger is, moet de Belastingdienst aantonen dat de uitzondering zich voordoet. Ontbreekt het vereiste formulier, dan blijft de gunstige hoofdregel gelden.

De Belastingdienst keurt met terugwerkende kracht tot 12 maart 2020 goed dat de werkgever voor een vaste reiskostenvergoeding geen gevolgen verbindt aan een wijziging in het reispatroon van een werknemer. De werkgever kan deze goedkeuring ook toepassen voor een vaste reiskostenvergoeding met nacalculatie. Dit betekent dat de werkgever voor deze periode mag blijven uitgaan van de aangenomen feiten waar de vergoeding op gebaseerd is.

Tip: De goedkeuring heeft een tijdelijk karakter en zal daarom worden ingetrokken zodra de omstandigheden dit weer mogelijk maken.

Geruisloze omzetting, geruisloze terugkeer en bedrijfsfusie
Geruisloze omzetting van een onderneming in een B.V. en vice versa (geruisloze terugkeer) is onder voorwaarden mogelijk met terugwerkende kracht naar het begin van 2019. Hetzelfde geldt voor de bedrijfsfusie.

Een van de voorwaarden voor terugwerking is dat bepaalde juridische handelingen worden verricht binnen vijftien maanden na het tijdstip waarnaar terugwerking wordt gewenst. Deze termijn is op 31 maart 2020 verstreken.

Juridische fusie en splitsing
Voor de juridische fusie en de splitsing waarbij gebruik wordt gemaakt van terugwerkende kracht naar het begin van het boekjaar, wordt de eis gesteld dat bepaalde juridische handelingen binnen twaalf maanden tot het moment dat de faciliteit terugwerkt, moeten zijn verricht.

Goedkeuring
De huidige bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat de termijn niet wordt gehaald. Daarom keurt de Staatssecretaris goed dat de Belastingdienst de termijn van vijftien respectievelijk twaalf maanden met drie maanden verlengt, wanneer de termijn verstrijkt in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020.

Tip: U krijgt dus enig respijt als u de termijn voor terugwerkende kracht van uw geruisloze omzetting, terugkeer, bedrijfsfusie, fusie of splitsing niet hebt gehaald.

Administratieve verplichtingen algemeen
De Belastingdienst neemt een soepel standpunt in als een werkgever of werknemer de tekortkoming in de administratieve verplichting voor zover mogelijk herstelt zodra dit kan.

Voorbeeld identificatie nieuwe werknemer
Een werkgever moet voor de eerste werkdag van een werknemer of – als de werknemer op de eerste werkdag wordt aangenomen – op de eerste werkdag voor aanvang van de werkzaamheden de identiteit van de werknemer vaststellen aan de hand van het origineel van een toegelaten identiteitsbewijs en een kopie van het identiteitsbewijs in de loonadministratie opnemen.

Het is in de huidige omstandigheden niet altijd in redelijkheid mogelijk om de identiteit van de werknemer tijdig volgens de wettelijke regeling vast te stellen aan de hand van een origineel identiteitsbewijs. In een dergelijk geval kan de toepassing van het anoniementarief achterwege blijven als de werkgever de identiteit van de werknemer volgens de wettelijke regeling vaststelt zodra hij daar in redelijkheid toe in staat is. Dit laat de verplichting onverlet om een kopie (al dan niet digitaal) van het identiteitsbewijs tijdig op te nemen in de loonadministratie.

Tip: Vanwege de coronamaatregelen kunt u soms uw administratieve verplichtingen als werkgever in redelijkheid niet, niet tijdig of niet geheel nakomen. Als u dat herstelt zodra het weer kan, krijgt u geen sanctie.