Grens van € 500.000
Leent u, eventueel samen met uw partner, meer dan € 500.000 van uw BV of BV’s, dan geldt het meerdere als inkomen in Box 2. De grens schuift op met de schuld die u eerder als inkomen hebt bijgeteld. Zo wordt dubbele belastingheffing voorkomen. 

Peildatum
De peildatum voor de omvang van uw schuld is 31 december. U hebt dus tot en met 31 december 2023 de mogelijkheid om uw schuldpositie terug te brengen tot ten hoogste € 500.000.

Uitzondering: financiering eigen woning
Buiten de maatregel blijven leningen voor de financiering van de eigen woning. Daarbij geldt als voorwaarde dat een recht van hypotheek op deze woning is verstrekt aan de BV. Deze voorwaarde geldt echter niet voor eigenwoningschulden die voor 31 december 2022 zijn aangegaan.  

Lening blijft lening
Deze maatregel heeft geen civielrechtelijke betekenis. De lening, inclusief rente- en aflossingsverplichtingen, blijft dus gewoon bestaan, ook al wordt in verband met het bovenmatige deel van de lening inkomen in box 2 bijgeteld.

Tip: Leent u meer dan € 500.000 van uw BV, vraag dan tijdig advies over uw situatie onder dit wetsvoorstel. Sommige oplossingen om de nieuwe belastingheffing te voorkomen vragen immers tijd.   

Hebt u een accountantsverklaring of andere verklaring nodig?
U heeft een accountantsverklaring nodig als u een voorschot heeft ontvangen van € 100.000 of meer. Als u een  voorschot ontvangt van minder dan € 100.000, maar bij vaststelling toch een subsidie ontvangt van € 125.000 of meer, dient u ook een accountantsverklaring te overleggen.

Om de berekening die daarvoor nodig is te kunnen maken, zal een online tool beschikbaar worden gesteld.

Als u een voorschot boven de € 20.000 of een vaststellingsbedrag boven de € 25.000 ontvangt, moet u een verklaring van een derde overleggen die de omzetdaling bevestigt. Dit kan bijvoorbeeld gaan om een administratiekantoor, financieel dienstverlener, of brancheorganisatie. De Belastingdienst vraagt een dergelijke derdenverklaring ook bij uitstel van betaling bij bijzondere omstandigheden.

Uw plichten
De volgende plichten zijn er ten opzichte van NOW 1.0 bijgekomen.

Keer geen winstuitkering en bonussen uit aan aandeelhouders, bestuur en directie, en koop geen eigen aandelen. Dit geldt alleen als het voorschot op de tegemoetkoming € 100.000 of meer is, of als de definitieve tegemoetkoming € 125.000 of meer is.

Stimuleer uw werknemers om zich bij te scholen of om te scholen, zodat zij zich kunnen aanpassen aan de nieuwe economische situatie. Hiervoor moet u bij de NOW-aanvraag een verklaring afleggen. Via het crisisprogramma Nederland Leert Door kunnen mensen van 1 juli tot en met december 2020 kosteloos online scholing volgen en adviezen voor hun ontwikkeling krijgen.

Dient u voor 20 of meer werknemers een ontslagaanvraag in? Dan wordt de aan u toegekende subsidie met 5% verlaagd, tenzij u een akkoord heeft bereikt over de ontslagaanvraag met de belanghebbende vakbond(en) of een andere vertegenwoordiging van uw werknemers. Is er géén akkoord over de ontslagaanvraag? Dan blijft de tegemoetkoming ook in stand als u en de vertegenwoordiging van uw werknemers een commissie (ingericht door de Stichting van de Arbeid) hebben gevraagd om te beoordelen of de ontslagaanvraag noodzakelijk is. Daarbij mag u dit verzoek niet ingetrokken hebben op het moment dat u de tweede tegemoetkoming NOW aanvroeg.

Berekening
Het volgende is ten opzichte van NOW 1.0 veranderd in de berekening.

Het percentage omzetverlies wordt berekend over 4 in plaats van 3 maanden.

De verhoging van de loonkosten om vakantiegeld, pensioenpremie en andere werkgeverslasten te compenseren gaat van 30% naar 40%. Dit is om ook andere kosten dan loonkosten te compenseren.

Voor de hoogte van het voorschot geldt de loonsom van maart 2020 als basis. Dit omdat maart 2020 de meest recente maand is waarover het UWV volledige loongegevens beschikbaar heeft in de polisadministratie. Als de loonsom van maart 2020 niet in de polisadministratie staat, geldt de loonsom van november 2019. In beide gevallen gaat het UWV uit van de gegevens die op 15 mei 2020 bekend waren.

Als u NOW aanvraagt, gaat u ermee akkoord dat de naam van uw organisatie, de vestigingsplaats, het voorschot en de definitieve tegemoetkoming openbaar gemaakt worden. Alle andere gegevens, zoals uw adres, worden dus niet openbaar gemaakt.

Tip: Hier vindt u meer informatie over de aanvraag NOW 2.0.

SBI-codes
Ondernemers die voor de TOGS-regeling in aanmerking kwamen, kunnen ook gebruikmaken van de TVL. De getroffen sectoren staan op de lijst met vastgestelde SBI-codes. Ondernemingen in de horeca, recreatie, strandtenten, sportscholen, evenementen, standbouwers, kermissen, sauna’s, wellness centra, podia en theaters vallen hier ook onder. Heeft u eerder via TOGS een eenmalige tegemoetkoming ontvangen en wilt u nu in aanmerking komen voor de TVL? Dan moet u een nieuwe aanvraag doen voor de TVL.

Voorwaarden

Voor alle bedrijven gelden de volgende voorwaarden:

  • Uw bedrijf heeft meer dan 30% omzetverlies door de coronacrisis. Omzet: alle inkomsten zonder de ontvangen btw, voor aftrek van kosten en vaste lasten.
  • Uw vaste lasten zijn minimaal € 4.000 in de periode juni tot en met september 2020. Vaste lasten: huur, pacht, onderhoud, verzekeringen, vaste leasecontracten en abonnementen; loonkosten en variabele kosten horen hier niet bij.

Voor bepaalde bedrijven gelden bijzondere voorwaarden.

Berekening

De TVL compenseert maximaal 50% van de vaste lasten. Ondernemers hebben ook andere mogelijkheden om de vaste lasten te financieren of omlaag te brengen.

subsidie = normale omzet x omzetverlies in % x aandeel vaste lasten in % x 50%

De normale omzet is uw omzet van 1 juni tot en met 30 september in 2019. Voor starters op of na 1 april 2019 geldt een andere referentieperiode. Uw omzet zijn alle inkomsten zonder de ontvangen btw, voor aftrek van kosten en vaste lasten.

Voor de bepaling van de vaste lasten, wordt uitgegaan van branchegegevens van het CBS, dus niet van uw werkelijke lasten. Het aandeel van de vaste lasten in de omzet voor uw branche staat dus vast en hangt samen met uw SBI-code. De vaste lasten moeten na berekening hoger zijn dan € 4.000.

Definitieve vaststelling
Als u voldoet aan alle voorwaarden, ontvangt u een voorschot van 80% op basis van uw geschatte omzetverlies. Vóór 1 april 2021 meldt u het werkelijke omzetverlies. Binnen 16 weken krijgt u vervolgens bericht over het definitieve bedrag waar u recht op heeft. Is het omzetverlies gelijk aan uw opgegeven schatting, dan ontvangt u de laatste 20%. Bij een lager omzetverlies ontvangt u minder dan 20% of moet u subsidie terugbetalen. Is het omzetverlies hoger dan uw schatting, dan ontvangt u alsnog een hogere subsidie met een maximum van € 50.000.

Tip: U kunt de subsidie voor uw bedrijf alleen zelf aanvragen. Maak gebruik van de Adviestool om snel te bepalen waar u recht op heeft. U kunt de TVL-subsidie aanvragen van 30 juni 2020 12:00 uur tot en met 30 oktober 2020 17:00 uur.

Uit de achteraf opgemaakte rittenadministratie blijkt dat met de bestelauto per kalenderjaar ruimschoots minder dan 500 kilometer privé is gereden. De Belastingdienst gaat niet akkoord. Een procedure bij de rechtbank  en een beroepsprocedure bij het gerechtshof volgen.

Zware bewijslast
Volgens het gerechtshof moet de werkgever doen blijken – dat wil zeggen overtuigend aantonen – dat met de bestelauto op kalenderjaarbasis niet meer dan 500 km in privé is gereden. Dit bewijs kan door een rittenregistratie, maar ook ‘anderszins’ worden geleverd. Daarom hoeft de omstandigheid dat een rittenregistratie achteraf is opgemaakt niet per definitie te betekenen dat een belastingplichtige daarmee niet aan de op hem rustende bewijslast kan voldoen.

De Belastingdienst benoemt een aantal hiaten in de rittenadministratie. Maar de werkgever slaagt er in om de rechter geloofwaardige verklaringen te geven voor deze hiaten. Daarbij spelen verklaringen van andere medewerkers een rol, maar ook de vaste parkeerplek van de auto waardoor deze moeilijk kan worden gebruikt. Ook is van belang dat zowel de werknemer als zijn echtgenote een eigen auto hebben.

Maar daarmee heeft de werkgever nog niet voldaan aan de zware bewijslast van ‘doen blijken’ dat per kalenderjaar niet meer dan 500 km in privé is gereden met de bestelauto. Om daaraan wel te kunnen voldoen mag de werkgever van het gerechtshof de achteraf opgemaakte rittenregistratie nader onderbouwen met objectieve gegevens zoals bijvoorbeeld RDW-gegevens en onderhoudsnota’s.

Objectieve gegevens
De werkgever komt met een Tellerrapport uit het register van de RDW. Daarin zijn jaarlijkse kilometerstanden van de bestelauto vermeld. Ook is er een werkplaatsbon van een garagebedrijf met een kilometerstand die strookt met de gegevens van de RDW. Volgens belanghebbende onderbouwen deze objectieve gegevens de juistheid van de opgemaakte rittenregistratie.

Eindoordeel gerechtshof
Volgens het gerechtshof is de werkgever met de (weliswaar achteraf maar zeer zorgvuldig opgestelde) rittenregistratie, de facturen, de foto’s, het Tellerrapport van de RDW, de werkplaatsbon en met haar overtuigende verklaringen op de zitting erin geslaagd te doen blijken dat per kalenderjaar niet meer dan 500 km in privé is gereden met de bestelauto. De naheffingsaanslag moet worden vernietigd.

Let op: Het kan dus wel, bijtelling voorkomen met een achteraf opgemaakte rittenadministratie. Maar dan moet u met ondersteunend bewijs komen dat naadloos aansluit. In de praktijk lukt dat slechts zelden met succes. Daarom adviseren we u dit risico niet te nemen.

Wat krijgt u?
De regeling compenseert 1 eHerkenningsmiddel per organisatie per jaar. De compensatie is op jaarbasis. De regeling start (met terugwerkende kracht) vanaf 1 januari 2020 en duurt 2 jaar. De vergoeding wordt aan u uitbetaald en geldt alleen voor het speciale Belastingdienst EH3-inlogmiddel. Ook als u al een inlogmiddel hebt en dit om wilt laten zetten. Er wordt ongeveer € 24 vergoed: de prijs van een Belastingdienst EH3-inlogmiddel. Vanaf augustus 2020 kunt u de vergoeding online aanvragen via de site van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, rvo.nl.

Tip: Bent u bijvoorbeeld DGA en hebt u vanwege de invoering van eHerkenning tot 1 juli 2020 uitstel gekregen voor het zelf doen en betalen van de loonaangiften? En hebt u ook daadwerkelijk nog geen aangifte over een tijdvak in 2020 gedaan? Dan wordt het uitstel automatisch verlengd tot 1 augustus 2020. Zo hebt u extra tijd voor de aanschaf van eHerkenning.

Hebt u uitstel tot 1 juli 2020, maar al aangifte gedaan over een tijdvak in 2020? Dan wordt het uitstel niet verder verlengd. Zorg ervoor dat u vóór 1 juli uw aangiften indient en betaalt voor tijdvakken met een uiterste aangiftedatum voor 1 juli 2020.

Uitbreiding SBI-codes
Onder andere audiciens, warme bakkers, supermarkten op campings, stations of bij universiteiten, tandtechnici, standbouwers, veerdiensten en wijkcentra kunnen alsnog een aanvraag indienen.

Tip: De volledige lijst vindt u hier. Snelle actie is vereist, de regeling sluit namelijk al op 26 juni 2020.

Minimumtarief en zelfstandigenverklaring te complex
Het uitgangspunt bij zowel bij het minimumtarief als de zelfstandigenverklaring is het tarief dat een zelfstandige per uur verdient. De juiste vaststelling van dat tarief vergt een uitgebreide administratie van gewerkte uren en gemaakte kosten bij de opdrachtnemer, maar ook bij de opdrachtgever die zich er van moet vergewissen dat de opdrachtnemer een tarief per uur verdient dat voldoet aan het minimumtarief of dat het gebruik van een zelfstandigenverklaring rechtvaardigt. Voor het bijhouden van deze administratie moeten opdrachtnemers en opdrachtgevers onderscheid maken tussen directe uren en directe kosten (die relevant zijn voor het berekenen van het uurtarief) en indirecte uren en indirecte kosten (die niet relevant zijn voor het berekenen van het uurtarief). Dat is in de praktijk te complex.

Webmodule
Als uit de beantwoording van de vragen in de webmodule volgt dat buiten dienstbetrekking kan worden gewerkt, dan ontvangt de opdrachtgever een zogeheten opdrachtgeversverklaring. Met deze opdrachtgeversverklaring krijgt de opdrachtgever zekerheid dat een bepaalde opdracht buiten dienstbetrekking kan worden uitgevoerd. Voor deze opdracht heeft de opdrachtgever zekerheid dat geen loonheffing hoeft te worden ingehouden en afgedragen, en geen premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) hoeven te worden betaald. De vrijwaring geldt alleen als de vragen in de webmodule naar waarheid zijn ingevuld en er in de praktijk dienovereenkomstig wordt gewerkt.

Testresultaten webmodule
De module is in concept met diverse vragenlijsten getest. Daar komt uit dat waarschijnlijk in ongeveer een kwart van de gevallen een opdrachtgeversverklaring kan worden afgegeven en dat in bijna de helft van de gevallen de uitkomst van de webmodule zal zijn dat er sprake is van een indicatie dienstbetrekking. Ook blijkt dat in ruim een kwart van de gevallen de webmodule niet tot een oordeel kan komen. Alhoewel er altijd sprake zal blijven van een foutmarge, is deze naar de mening van het kabinet aanvaardbaar.

Indicatie dienstbetrekking
De webmodule geeft niet alleen een opdrachtgeversverklaring, maar ook een indicatie dienstbetrekking. Wordt een indicatie dienstbetrekking afgegeven dan heeft dit geen rechtsgevolgen. Maar het is wel een signaal. De opdrachtgever doet er dan ook verstandig aan om nog eens goed te kijken naar de wijze waarop de arbeidsverhouding is vormgegeven. Dit kan er toe leiden dat hij ervoor kiest de opdrachtnemer/werknemer in dienst te nemen.

Pilot webmodule
Helaas is de webmodule nog niet gereed. Tegelijkertijd is het wel wenselijk om zo snel mogelijk zicht te krijgen op de werking van de module en wat deze voor opdrachtgevers in de dagelijkse praktijk kan betekenen. Daarom start het kabinet naar verwachting dit najaar met een pilot. Opdrachtgevers kunnen in deze pilotfase nog geen zekerheid ontlenen aan de module.

Verdere maatregelen
De huidige wetgeving betekent zowel bij de opdrachtgever als bij de werkende een sterke financiële prikkel om de arbeidsrelatie niet als een dienstbetrekking vorm te geven. Daarom zet het kabinet in om de verschillen tussen zelfstandigen en werknemers te verkleinen. Dat gebeurt door de afbouw van de zelfstandigenaftrek, de inzet op een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering en vrijwillige deelneming aan een pensioenregeling.

Tip: Het huidige handhavingsmoratorium loopt af op 1 januari 2021. Het kabinet zal in het najaar een beslissing nemen over verdere verlenging van dit moratorium. Na een halfjaar pilot volgt een besluit of en in hoeverre de handhaving (gefaseerd) wordt opgestart.

Hoe hoog is de tegemoetkoming TOFA?
De hoogte van de tegemoetkoming TOFA is € 1.650 bruto. Dat is € 550 bruto per maand voor de periode maart, april en mei 2020. De tegemoetkoming wordt in 1 keer uitbetaald. De tegemoetkoming telt mee voor uw bruto jaarinkomen van 2020. Houd daar rekening mee bij uw belastingaangifte. De tegemoetkoming kan hierdoor ook invloed hebben op de hoogte van eventuele toeslagen.

Voorwaarden voor de tegemoetkoming TOFA

  • U was op 1 april 2020 minimaal 18 jaar oud en u had nog niet de AOW-leeftijd bereikt.
  • Uw sv-loon over februari 2020 was minimaal € 400.
  • Uw sv-loon over maart 2020 was minimaal € 1.
  • Uw sv-loon over april 2020 was maximaal € 550.
  • Uw sv-loon over april 2020 was minimaal 50% lager dan uw sv-loon over februari 2020.
  • U kreeg over april 2020 geen uitkering of andere tegemoetkoming in uw inkomsten.

Vanwege verlies van inkomsten door de coronacrisis heeft u de tegemoetkoming TOFA nodig voor kosten van levensonderhoud.

Tip: U kunt de TOFA nog niet aanvragen. Streefdatum is 22 juni 2020. U hebt dan drie weken de tijd om uw aanvraag in te dienen.

Goedkeuring 1 (drie maanden geen invorderingsmaatregelen)
De Belastingdienst treft, na ontvangst van een verzoek om uitstel van betaling dat is ingediend op of na 12 maart 2020, gedurende drie maanden geen invorderingsmaatregelen, tenzij de belangen van de Staat zich hiertegen verzetten.

Het verzoek om uitstel kan schriftelijk of digitaal via een daartoe bestemd formulier worden ingediend nadat er een belastingaanslag is opgelegd. Het verzoek om uitstel wordt geacht een verzoek om uitstel van betaling te zijn van alle openstaande en nog op te leggen belastingaanslagen waarop deze goedkeuring betrekking heeft.

Deze goedkeuring geldt voor de volgende belastingen: loonheffingen, omzetbelasting, inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, vennootschapsbelasting, kansspelbelasting, assurantiebelasting, verhuurderheffing, milieubelastingen (energiebelasting en opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE), kolenbelasting, afvalstoffenbelasting, belasting op leidingwater), accijnzen en verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.

Deze goedkeuring geldt niet voor de omzetbelasting, de accijnzen, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de kolenbelasting voor zover deze belastingen worden geheven met toepassing van de douanewetgeving ter zake van de invoer.

Er wordt geen uitstel van betaling verleend en verleend uitstel van betaling wordt ingetrokken als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten. Dit is onder meer het geval als de ontvanger vreest voor misbruik van de situatie waardoor verhaalsmogelijkheden in gevaar komen.

Goedkeuring 2 (uitstel langer dan drie maanden)
De Belastingdienst verleent uitstel van betaling van belasting voor een periode langer dan drie maanden. Hiervoor gelden onderstaande voorwaarden. De ondernemer kan om deze langere uitsteltermijn vragen in zijn eerste verzoek om uitstel, of kan hier binnen de periode van 3 maanden na zijn eerste uitstelverzoek alsnog schriftelijk of (op termijn) digitaal via een daartoe bestemd formulier om vragen.

Voorwaarden goedkeuring 2

  1. De bestaande betalingsproblemen maken langer uitstel noodzakelijk.
  2. Deze betalingsproblemen zijn hoofdzakelijk door de coronacrisis ontstaan.
  3. Er is voor de belastingschuld waarvoor het uitstel wordt gevraagd voldaan aan de aangifteplicht.
  4. Het gevraagde uitstel heeft betrekking op een of meer belastingen genoemd in goedkeuring 1.
  5. Als de totale belastingschuld ten tijde van ontvangst van het verzoek om uitstel € 20.000 of meer bedraagt is een verklaring van een derde-deskundige vereist die voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in goedkeuring 3.

Er wordt geen uitstel van betaling verleend en verleend uitstel van betaling wordt ingetrokken als de belangen van de Staat zich tegen (verder) uitstel verzetten.

Verleend uitstel van betaling op grond van dit onderdeel heeft een tijdelijk karakter en zal worden ingetrokken zodra de omstandigheden dit mogelijk maken. Gedurende het uitstel kan de ontvanger om tussentijdse aflossingen vragen als de liquiditeitspositie van de ondernemer dat toelaat.

Alvorens het uitstel in te trekken stelt de ontvanger de ondernemer in de gelegenheid om een passende betalingsregeling af te sluiten die niet gebonden is aan een maximumtermijn of aan andere eisen die in het reguliere uitstelbeleid worden gesteld.

Goedkeuring 3 (verklaring derde-deskundige)
De Belastingdienst accepteert de verklaring van de derde-deskundige, die op grond van goedkeuring 2 is vereist bij een belastingschuld van € 20.000 of meer, als de verklaring in ieder geval de volgende elementen bevat:

  • Een verklaring dat aannemelijk is dat er sprake is van werkelijke betalingsproblemen op het moment van het verzoek om uitstel of naar verwachting op korte termijn daarna. Bij ‘korte termijn’ valt te denken aan de periode waarin de actuele beperkingen van het kabinet ten aanzien van de betreffende ondernemer gelden, zoals de sluiting van de horeca, sportaccommodaties en kinderopvang
  • Een verklaring dat aannemelijk is dat deze betalingsproblemen hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan.
  • Een liquiditeitsprognose die volgens de derde-deskundige plausibel is. Deze prognose is opgesteld aan de hand van de feiten en omstandigheden die op het moment van het indienen van het verzoek om uitstel van betaling bekend zijn.

In de toelichting bij de verklaring geeft de derde-deskundige aan welke documenten of gegevens door de ondernemer zijn verstrekt. Zo nodig licht hij dit nader toe. Niet vereist is dat de derde-deskundige een zogenoemde assuranceverklaring geeft dat de ondernemer voldoet aan de voorwaarden.

Een derde-deskundige is bijvoorbeeld een externe consultant, een externe financier, een brancheorganisatie, uw belastingadviseur of accountant, maar niet iemand uit uw eigen onderneming.

Goedkeuring 4 (samenloop uitstel)
Heeft de ondernemer al om andere redenen uitstel ontvangen of vraagt hij dat, dan vormt dat geen belemmering voor een aanvraag op basis van deze nieuwe goedkeuringen.

Goedkeuring 5 (geen verrekening)
De Belastingdienst verrekent gedurende de periode van uitstel, als bedoeld in goedkeuring 1 en 2, geen belastingteruggaven met de belastingschuld waarvoor uitstel van betaling is verleend, tenzij de ondernemer hierom verzoekt of de belangen van de Staat worden geschaad. Deze goedkeuring 5 is niet van toepassing bij de verrekening van rechten bij invoer.

Tip: Hebt u in maart bijzonder uitstel van betaling gevraagd vanwege de coronacrisis? Dan loopt dat uitstel binnenkort af. De Belastingdienst verwacht dat in de 2e helft van juni een online formulier beschikbaar is om verlenging van het uitstel aan te vragen en vraagt u daarop te wachten. Als u eerder zo’n verzoek doet, kan dat alleen schriftelijk. Dat betekent alleen maar extra werk, voor u en voor de Belastingdienst.

We zijn u uiteraard graag van dienst bij het aanvragen van bijzonder uitstel.

Goedkeuring algemeen
De ondernemer wordt voor de toepassing van het urencriterium in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 geacht ten minste 24 uren per week aan zijn onderneming te hebben besteed.

Goedkeuring seizoensbedrijf
Ondernemers die seizoensgebonden werkzaamheden verrichten en die normaliter in de periode van 1 maart tot en met 30 september een piek hebben in het aantal uren dat ze besteden aan de onderneming, worden geacht een gelijk aantal uren te hebben besteed in dezelfde periode in 2020 als het aantal uren dat is besteed in de periode van 1 maart 2019 tot en met 30 september 2019. De ondernemer kan met behulp van de administratie van 2019 bepalen hoeveel uren hij in deze periode aan de onderneming heeft besteed.

Goedkeuring starters bij arbeidsongeschiktheid
Ook startende ondernemers die arbeidsongeschikt zijn kunnen mogelijk door de coronacrisis minder of geen werkzaamheden voor hun onderneming verrichten. Voor hen geldt een verlaagd urencriterium voor de startersaftrek: 800 uren per kalenderjaar. Ook dit wordt nu versoepeld.
De arbeidsongeschikte starter wordt, voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020, geacht ten minste 16 uren per week aan zijn onderneming te hebben besteed. Eventueel is de goedkeuring voor ondernemers die seizoensgebonden werkzaamheden verrichten van overeenkomstige toepassing.

Tip: Voor deze goedkeuringen gelden geen voorwaarden. U hoeft geen verband met de coronamaatregelen aan te tonen.